[p. 65]

Madrid, 28 maart

Wanneer het op mijn persoonlijke ervaringen aankomt, dan kan ik jullie weinig bijzonders en nog minder heldhaftigs vertellen.

Meer dan een maand lang lagen wij aan een front waar een aanval verwacht werd, maar de aanval bleef uit, en, afgezien van onze dagelijkse doden door de geweerkogels van de vijand, heerste die rust waarvan het legerbericht pleegt te zeggen: geen nieuws dat het vermelden waard is.

Over ons heen blies de ijzige wind van de Sierra, de regen droop door het dak van onze primitieve hut, de loopgraaf vulde zich met modder en onder het stro waarop wij sliepen, welde het grondwater uit de bodem. Het goede humeur en het vertrouwen van onze milicianos bleek onverstoorbaar. Wij wisten dat de vijand met ongehoord materiaal aanviel aan de Jarama en in Guadalajara, wij wisten dat hij onze verbindingslinies met Valencia bedreigde, maar niemand maakte zich ongerust, niemand twijfelde ook maar een ogenblik of wij er wel in zouden slagen hem af te weren. De optimisten kregen gelijk, enkele dagen later hadden wij het onuitspreekbare geluk te lezen hoe onze troepen in Guadalajara niet slechts Franco's fascisten, maar Mussolini zelf verslagen hadden. Hoog laaide de geestdrift op. Maar het leven in de loopgraven ging verder alsof er niets gebeurd was, de koude, de verveling, het vuil en onze bijna dagelijkse doden.

Totdat wij, op een gezegende avond, plotseling de mededeling kregen: aflossing, vier dagen verlof in Madrid.

Hoe zou ik jullie kunnen doen begrijpen wat dat enkele woordje: Madrid, voor ons betekent? Voor u is Madrid de stad met de tweeduizend in puin geschoten woningen, de stad waarover voortdurend de vale schaduw van de dood hangt, de stad waarvan ontbering en ellende de edelste martelares der wereld gemaakt hebben.

Voor ons?

[p. 66]

Voor hen die in Madrid geboren zijn betekent het: gezin, vrienden, de vreugde van het weerzien en de kus van hun moeder.

Voor hen die uit de dorpen komen, een glas wijn in een goed café, licht, muziek, een film of een theater, een nacht slapen in een bed met lakens, een bad, een nacht waarin men eindelijk zijn schoenen uit kan trekken.

Het betekent meer, het betekent de stad waarvoor wij geleden en gestreden hebben, het symbool van het wereldverzet tegen het fascisme, de stad die ons lief is geworden als een kind dat ons veel zorgen kostte.

En ik begrijp de Franse vrijwilliger van gisteren, die mij zeide, vijf minuten nadat midden in het centrum een granaat was ingeslagen en terwijl de lijken nog op straat lagen: ‘Hier in Madrid voel ik mij thuis alsof ik weer in Parijs was’.

De modder en daarna de bossen liggen achter ons, wij zien de eerste trams, de eerste open winkels, de mannen voor de toonbank van een cafeetje. Hoe zal de stad ons opnemen? Ik herinner mij een oud gevoel. Wanneer wij uit de mijn Emma, na onze nachtschicht, met de lift opstegen. Terwijl het eerste grijze licht in de schacht viel, vroegen wij ons af of het regende of dat de zon zou schijnen. Zo stonden we ook, na maanden vaart, voor op de bak, uitkijkende naar een haven die in zicht kwam.

Welnu, ik mag het zeggen, ditmaal heeft de stad ons koninklijk ontvangen. Ditmaal scheen de zon op alle straten en zelfs op de in puin geschoten huizen waar de kinderen speelden tussen de ruïnes. Het was echter niet alleen de eerste lentezon die ons koesterde met haar warmte, het was veel meer de zon van geluk, die straalde in veler hart, na onze grote en prachtige overwinning in de Guadalajara.

 

De eerste belangrijke vraag voor de milicien die met verlof komt is: Hoe zal ik deze enkele, kostbare uren, die mij geschonken zijn, gebruiken. Hij grijpt naar de krant, een overvloed van uitstekende films lokt hem, maar zou het niet nog beter zijn eindelijk weer eens goede muziek te horen? Vanavond is er een uitstekend concert; in het theater Español geven ze Electra. Besluiteloos dwaal ik door de straten. De winkels lokken, in Almacenes, waar uitverkoop gehouden

[p. 67]

wordt, stroomt de massa binnen. Ik heb weer eens het gevoel van de afgemonsterde zeeman, die al zijn geld liefst diezelfde middag nog zou laten rollen. Of boeken? In hoeveel tijd heb ik niets behoorlijks meer gelezen en hier zijn ze voor enkele peseta's te koop op de honderden karretjes langs de straten. Of zal ik misschien de grote meeting bezoeken die de sociaal-democratische partij vandaag georganiseerd heeft, om mee te leven met de geestdrift van de bezoekers?

Aan een der scholen van de jeugdbeweging Alerta, naast een wandkrant, hangt een met kinderhand geschreven aanplakbiljet: Groot Feest der Jeugd in Cinema Fuencaral. Ik betaal mijn peseta entree en ineens is de stemming om mij van de vrolijkste kinderverjaardag. De zaal vol jeugd van alle leeftijden, velen met hun ouders. In de pauzes geroes van stemmen, gezang, papieren vliegmachines dwarrelen van de balkons naar beneden, tegelijk met manifesten die tot het grote congres oproepen, waar de eenheid van de gehele jeugd van Madrid een feit zal worden. Op het toneel jongens en meisjes van 17, 18 jaar in kleurige Spaanse kostuums. Een stuk waarin ik geen revolutionaire tendens kan herkennen, maar dat vol van kinderlijke geest en luim is. Diezelfde middag ga ik een bioscoop binnen, gelokt door de film: Abessinië, die mij aan ons wachtwoord van enkele dagen geleden: Madrid is geen Addis Abeba, herinnert. De Negus krijgt een applausje als hij op het doek komt. Op de galerij roept iemand: ‘Wij zullen jouw strijd voortzetten en winnen’.

Daarna loopt de Spaanse anti-oorlogsfilm: Mensen tegen mensen. Fantastische oorlogsopnamen zoals die op het ogenblik in geen ander land der wereld de censuur zouden kunnen passeren. Een felle aanklacht tegen allen die de oorlog willen. En het publiek, grotendeels miliciens die als ik met verlof zijn, applaudisseert. Deze verschrikkingen heeft het aan den lijve ervaren. Morgen zullen zij, blijmoedig, terug in de hel gaan. De aanklacht echter tegen de oorlog juichen zij uit hun diepste hart toe. Deze strijders, die de Italianen versloegen, blijven pacifisten. Zij voeren oorlog omdat slechts zo de wereldoorlog, die het fascisme wil, verhinderd kan worden, zij geven hun leven om de levens van heel een generatie die na hen komt te redden.

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie