E. du Perron
aan
H. Marsman
Garoet, 30 november 1937
Garoet, 30 Nov. '37.
Beste Henny,
Dank voor je brief; en je goede oordeel over mijn Multatuli-boek heeft me veel goed gedaan. Gelijk daarmee kwamen de stukken van Menno in Het Vad., die voortreffelijk zijn; hoewel erg ‘moeilijk’, lijkt me, met mijn bataviaasch kranteninzicht van nu! Dat Mult. een paar trekken met Stendhal gemeen heeft, heeft zèlfs Saks gezien(!), maar als je met Mult. dezelfde vriendschappelijke verhouding wilt vinden als met Stendhal, moet je hem op z'n ongegeneerdst nemen, in zijn brieven. Die aan Sikko Roorda van Eysinga bv. - zelf ook een ‘ruitenbreker’ -; deze zijn apart uitgegeven, niet in de 10 deeltjes-uitgaaf. Maar misschien heb je te veel bezwaren tegen Multatuli om ze nog eens te ‘overkomen’, en waarom zou je dan?
Ik heb hier allerlei onaangenaams achter me. Allereerst is Bep hier geen haar vooruitgegaan, en op een gegeven moment was 't zoo erg dat ik in wanhoop aan Jan en Jany geschreven heb om nauwkeurige prijsopgaaf voor Tervueren of Bergen. Sindsdien gaat het iets beter, maar ik heb niet den minsten hoop meer. Ik ben nu benoemd, dus met Jan. '38 kan mijn ‘geregeld werk’ beginnen; Bep is nu zelfs voor 2 of 3 dagen naar Batavia om daar òf een huis te huren òf voorloopig een hotel uit te zoeken. Tegen 15 December gaan we dus werkelijk daarheen. Adres geef ik je nog op, schrijf anders p/a Dr. L.F. Jansen, Hôtel des Galeries, Batavia. Maar - hoe de zaak op ‘kantoor’ ook verloopt - voor Bep wordt Batavia een ramp. We zullen er dus wel iets op moeten vinden: bv. zij gaat ergens anders wonen, zoodat we elkaar alleen de week-enden zien of zoo; en in 't ergste geval gaan we terug. De kwestie is alleen dat ik het zoo lang mogelijk wil zien uit te houden op dat Archief, met het oog op een getuigschrift of soortgelijk papier; dan heb ik iets voor Holland. (Raad van Menno,5079 Jany en iedereen.)
Iets anders is: hier in Garoet heeft de dokter ontdekt dat ik al ± een jaar met amoeben-dyssenterie rondloop - ziekte die in de tropen ontzettend moeilijk te genezen is! - en dat mijn lever al is aangetast. Ik moet het dus op reis (vmdl. in Singapore) of direct na aankomst hier hebben opgedaan. Hoe het zij, ik heb een pijnlijke en afmattende eerste kuur achter mij - injecties met een nogal venijnig gif, streng dieet enz. - en het schijnt dat de amoeben nu uit de darm zijn. Maar de lever is nog opgezwollen en moet nog nader worden ‘uitgespoeld’. Die bewerkingen waren op zichzelf al niet leuk, maar tot bekroning van 't geheel ontlook een steenpuist op mijn linkerbil, dewelke zich vervolmaakte tot een pracht van een negenoog. Ofschoon ik nu nog met een mooi gekarteld gat prijk - d.i. dus twee, op 2 c.M. van elkaar - is het ergste nu wel voorbij, maar ik heb daar méér beroerdigheid van gehad dan van de heele amoeben-inval + uitroeierij. Het beroerde van dit alles is nu alleen: de moeilijkheid hier werkelijk van af te komen. Je kunt er lever-abces en alles uit krijgen, en op zichzelf is het een absoluut sloopende ziekte, als het lang genoeg duurt.
Dit alles heeft mijn programma van De Onzekeren, dat ik hier in Garoet wou afwerken, heelemaal in de war gestuurd. Inpl. van tot 5 verhalen, bracht ik het tot 1½ verhaal, en dan nog is het eerste niet af, maar ben ik daar heel ‘onzeker’ over en moet ik het in ieder geval totaal herzien. De eerste lezing stuurde ik naar Menno,5080 omdat het een ‘historisch verhaal’ is, nl. het incest-schandaal van Onno Zwier van Haren. Ik schrijf hierover nu liever niet meer, omdat ik voor-loopig toch nog aan Batavia zal moeten wennen, en omdat, met Bep's toestand en mijn dyssenterie, alles extra onzeker wordt. Voel ik dat ik in Batavia weer fit word, en vrije tijd heb (ik bedoel: ook voor mijn gevoel), dan ga ik weer door. Maar hoe de complete vorm* zal zijn (worden) weet ik niet meer; de verhalen hebben neiging veel langer uit te vallen dan ik ze aanvankelijk zie; wat misschien ook wel goed is; maar als het boek te dik wordt, kankert Querido, en ik heb er genoeg van om steeds weer te komen tot het resultaat van maximum arbeid voor minimum loon. Bij dikke boeken word je slecht betaald omdat je zooveel gewerkt hebt! Ik vind dit geen opvatting, en zal dus misschien zoeken naar een andere formule: bv. tòch ieder verhaal apart of zoo, als ze dààr weer lang genoeg voor worden. 't Wordt misschien nog zooiets als Het Geslacht der Santiljano's!
Ziedaar onze berichten, en je ziet: ‘voorloopiger’ kan het wel niet. Uit Batavia schrijf ik wel weer. Wat jouw werk betreft: ik geloof dat de moeilijkheid alleen nog maar bestaat uit dien J. Fontein. Je kunt, geloof ik, daarin heel wat ‘beschouwelijks’ schrappen, dat je dan beter verwerken kunt in latere essays of zoo. Maar in géén geval al 't ‘beschouwelijke’ samenproppen in één artikel (hoofdstuk); veel liever een beetje ‘gelijkmatig verspreiden’ door het verhalende heen. Dat schreef ik je al, maar ik kom daarop terug, omdat ik daar wel zeker van ben.5081
Hoe doe je eig. met Virginia's dood?5082 Laat je dat precies zooals 't is? Je moet weten dat deze Virginia Clemm misschien nooit geslachtelijke gemeenschap met Poe heeft gehad - al lijkt deze theorie me stout, want ze was wel 13 toen ze met hem trouwde maar zooiets als 21 toen ze stierf. Maar een feit is, dat Poe's erotisch leven vreemd was, en Virginia onvolgroeid. Op haar doodbed zal ze eruit gezien heb-ben als een lief verdronken kinderlijk: ze was kort en nogal dikkig, verder erg innemend, met groote mooie oogen, en iedereen dacht dat ze nog altijd maar 14 was. Maria Clemm, haar moeder, vòlle tante van Poe (ze heette zelf Poe, was een zuster van zijn vader), was daarentegen een groote forsche vrouw, tegelijk man en moeder voor ‘Eddie’, met een breede boezem en lange peezige armen, en heele brave manieren - een lady op haar bedeltournées - en kortom, Poe's veilige haven in ieder opzicht. Misschien moet je in 2 of3 zinnetjes suggereeren dat je iets van deze vreemde verhouding weet, en die menschen (ook met 2 × een half zinnetje) laten ‘zien’. In Israfel van Hervey Allen, dat ik nu lees en dat oer-saai is, vind je àlle gegevens en het meest complete materiaal, met hoopen portretten ook. Er is maar één portret van Virginia, gemaakt toen ze al gestorven was. Misschien weet je dit alles ook wel. - Op mijn schrijftafel hier staan: Multatuli, Poe, Stendhal; eig. zou Multatuli tusschen Poe en St. moeten staan. Het ‘egotisme’ en de ‘natuurlijke toon’ heeft hij met St. gemeen, de onbegrijpelijke genialiteit (pleonasme?) en het drama van de armoede, van de botsing met de wereld, met Poe. Zoowel bij Poe als bij Mult. is het drama van de armoede en van het ‘karakter’ dat tot het uiterste in de contramine blijft, voor mij het aangrijpendst; ik ben daar soms absoluut beroerd van, als ik aan mijn eigen toekomst denk, en dàt mis ik bij Stendhal. (Gelukkig, ja?)
Tot zoover. Ik ben nog slap van die kuur en die andere geesel Gods, dus dit is een hééle lange brief. Het beste met je werk en alles. Heel veel hartelijks, ook voor Rien en van Bep, hoewel afwezig, een hand van steeds je
E.
P.S. - Ik vond al die christelijke verzen5083 van je onovertuigend en bedonderd. Ligt het alleen aan mij? In ieder geval begrijp ik niet hoe je ‘mijn vuren lach’5084 - een uitstekend vers, al is het 10 × een anthologiestuk - wilt verwijderen en erover dènken kunt om die uitdragerswinkel van kruisen en bombastische vereenzelvigingen met Jezus - de man is zoo dood als een pier, of als ‘Diana’ of ‘Hercules’ - op te nemen. Geloof niet dat ik in principe ieder christus-vers zou verwerpen. Maar die van jou leken me alleen maar aanstellerig. Ook Bep voelde er niets voor.