E. du Perron
aan
H. Marsman
Garoet, 18 oktober 1937
Garoet, 18 October 1937
Beste Henny,
Zooeven kreeg ik je brief, waarin je zegt dat je naar Ronco gaat (of er al zit), en waarin de lijst voor deel II. Neem me niet kwalijk dat ik je niet lang schrijf, maar ik schrijf en werk nu den heelen dag. Het 1e verhaal van De Onzekeren (dat over de Van Harens gaat en Schandaal in Holland zal heeten) geeft me hoopen werk, ook lezen van geschiedenis enz. Daarbij: ik voel me provinciaal worden, zwaar op de hand, gauw tevreden met vrij onbenullige vondstjes, en dat soort dingen. Geen wonder. De lul die wèl aardig zijn, hier, hebben voortdurend noodig dat je ze alles voorkauwt. (Ik kom er steeds op terug: dat Multatuli in dit land de man kon worden die hij geworden is, is gewoon mirakuleus!) Ik moet wel erg op mijn geschrijf passen. En bovendien vlot het nog niet goed. Dwz. in Tjitjoeroeg, net toen we gingen inpakken, liep het opeens; sindsdien is de stroom onderbroken. We zijn ook nog net geïnstalleerd, en of het door de klimaatsverandering is of niet, Bep en ik hebben nu dagelijks een suf hoofdpijnhoofd op een slappe romp. De wandelingen vallen niet mee, maar vooral loeit het den heelen dag door van de wind ‘die van de bergen komt’; we zitten hier in een kuil, maar blijkbaar allesbehalve windvrij, dus 't is meer een draaikolk van winden-van-boven. Ook dat went wel, maar voorloopig heeft vooral het werk hiervan te lijden. En ik zou ook zoo graag woekeren met mijn laatste vrije tijd. Daarbij studeer ik nu al wat in een boek over archiefwerk.
Kom, je lijst. Die is zoo goed als het maar kan. Ik zou het precies zoo doen. Als er iets uit moet, dan in de allereerste plaats die reisblzn. ‘Provence’ en ‘Spaansche reis’. Drijfzand misschien wat bekorten, of het al te larmoyante eruit, maar niet wegdoen; het staat heel goed bij die 2 andere stukken.4949 (Ik bedoel: Dichten over den Dood!) Noem Fontein Koerd of Koenraad; maar après tout, ik weet het ook niet meer, laat hem maar Jacques! Wil je hem niet Eric Grave noemen, dat was vroeger een pseud. van mij (maar nooit gebruikt).4950 Of Greve? Noem hem Boreel, dat is een goede en goedklinkende naam. Otto Boreel, of is dat te jonkerachtig? Waarom vraag je Vestdijk niet, die is ‘enorm’ voor die dingen! Ik vind verder De vriend van mijn jeugd een heele goede titel;4951 met een woord vooraf (mits zonder ms. dat deze vriend jou publiceeren laat en dgl. kul) zou dat misschien gaan? En waarom niet, naar Byron, Scenes of my Youth? Neen, dat is te literairderig. En: De jeugd achter mij. (De jeugd die mij verliet?) Bep vindt van dit alles: De jeugd achter mij het best, hoewel ook niet prach-tig. Ik voel er toch wel voor. Anders: Zelfportret van J.F. (nu je 't toch zoo in je Gorter geciteerd hebt; ik vind dat je dat geciteerde stuk nu ook houden moet.) Noem hem dan Jacques F. en laat ‘Fontein’ weg; dat is ook wel aardig.
Ik ben suf, ik wéét het niet! Ik kan mij ook niet goed meer voorstellen dat iemand van hier iemand in Europa op dit gebied van eenig nut zijn kan.
Voor een alinea over Menno's Christenen kan ik ook niets vinden. Absoluut bevredigen doet het mij ook niet, maar het is zeer vast (vooral het 2e stuk), zeer goed gesteld, zeer knap. Menno zal altijd iets ‘ondefinitiefs’ hebben, iets van: tot een volgend maal. Dat is ook wel prettig. - Het uur U,4952 als je mij niet gezegd had dat het ‘bedreiging’ beteekende, ik zou het aangevoeld hebben als ‘kale verveling’. Ik vind het ongelooflijk vervelend en heb moeten vechten om het door te komen, en Bep is erin gebleven. Maar 't zal wel vòl verborgen fijne knepen zijn. Die zie ik dan zelfs niet meer - zooals in ‘Awater’ - dat zal dan door 't land I (= Indonesië) zijn. - Hoè onze problematiek in onze geschriften te verwerken? Door wat wij nu als losse gesprekken geven, op te nemen in de handeling. Ook als 't in gesprekvorm blijft (zie Malraux). Maar het onderwerp moet zich daartoe leenen. Ik verfoei nog steeds onze methode niet, al kan je hier in Indië bv. prachtig merken dat de gewone lezer ‘al dat gedaas’ gewoon overslaat. Tot nader. Steeds hartelijk je
E.