E. du Perron
aan
H. Marsman
Gistoux, 26 juli 1931
Gistoux, Zondag.
Beste Hennie,
Wil je een serie stukken van mij hebben over den belangrijken schrijver Coster?1914 Ik heb een 20 blzn. ms. klaar over de Marginalia, om den dood niet slecht, zooals je zult zien, en zonder één scheldwoord. Jullie hebben mij er nu voor gespannen: jij vroeger, en het rund Anthonie Donker bij herhaling, ik heb er mij nu voor gezet en trouwens, dit werk moet dan maar worden verricht. Als ik dien man niet in koelen bloede slacht, wie zou het dan doen? Ik verzeker je dat het geen polemiek meer is, het wordt een groote ‘studie.’ Ik ben bereid jullie iedere maand een hfdst. te geven; volgende keer dus over Dostojevski en De Wedloop, daarna Proza I, daarna Proza II, daarna over Schetsboek, over de 2 bloemlezingen, last not least over Waarheen gaan wij? Al kost het me 6 maanden, ik wil nu met dezen belangrijken schrijver en zijn geestverwanten afrekenen. Schrijf me dus omgaand wat je ervan denkt.
Mocht je vinden dat het tòch niets voor de Vr.Bl. is, wil je Jan Engelman dan vragen of hij ze in de Nieuwe Eeuw wil? Maar ik moèt het ergens in hebben; al die mss. zich hier te zien ophoopen is mij psychologisch een kwelling, vooral bij een werk van dezen aard. Ik moet mezelf een beetje lùcht geven!
Hart.gr. van je E.