E. du Perron
aan
W.A. Kramers
Gistoux, 14 juli 1930
Gistoux, Maandag 14 July.
Beste Wijnand,
Ik vermoed dat je uit je Münchener drinkgelagen en andere aardsche zwijmelingen naar de Hollandsche onbeduidendheid bent teruggekeerd. Ik verkeerde wèl in gezegde onbeduidendheid, en kwam zelfs aan je deur, maar moest hooren dat ‘meneer uit het land’ was: heel deftig. Ik verkeerde daarna in de Ardennen: buitengewoon lieflijk, maar toch vervelend. En over een weekje hoop ik in Brussel geïnstalleerd te zijn - adres volgt. (Hè?!...)
De laatste D.G.W. was inderdaad wel héél erg! En hoe kòm je er bij dien aarts-idioot Premsela over Fransche letteren1179 te laten kwaken?* Wist je dan niet dat die leeraar-Jood Rostand voor een groot dichter, den mede-Jood Maurois-Herzog voor een groot romancier, de gebroeders Tharaud voor een tweelingskomeet, en den anderen mede-Jood-romanfabrikant Kessel voor ‘een der sterke figuren’ van de hedend: Fr. letterkunde verslijt? Après ça, mon cher, on peut tirer l'échelle! Het zij verre van mij te klagen bij wie ook, zooniet bij jezelf, maar joù wil ik wel zeggen dat het gedaas van Premsela's D.G.W. tot een au-bon-marché-bazaartje - neen, tot een straatkiosk maakt. - Maar ik ken je zucht naar ‘veralgemeening’: iedereen moet er eens wat in kunnen zeggen, - dus ga je gang maar en geniet, zoo je kunt, van het resultaat.
Iets anders is: mòcht je op mijn medewerking - ondanks het flo-risseeren van al die andere nobele elementen - nog gesteld zijn (want misschien is ook dit onder den invloed der Münchener Brau en den aanblik der korte rokken boven dikke kuiten veranderd) - mag ik dan een flink(!) - groot(!) - artikel, gansch onbeknibbeld, schrijven over het Carnaval der Burgers van Ter Braak? Ik wil je er ook wel bij vertellen dat ik het in één woord voortreffelijk, zelfs schitterend, vind. Heb je het gelezen? je sprak erover met een soort afkeer, in die eetgelegenheid waar wij eens samen van de reebout genoten.* Of was je opinie gebaseerd op een vluchtigen indruk? - Het is, ik verzeker het je (en ik heb geen enkele reden om Ter Braak bizonder welgezind te zijn), eenvoudigweg een der allerbeste boeken uit ‘onzen tijd’. Het verwaarloozen ervan in een letterkundig tijdschrift zou een fout zijn en een stommiteit. (Excusez du peu.)
Heb je het misschien reeds aan Houwink gezonden? Ik wou je vragen: als het eenigszins kan, geef mij die bespreking dan. Maar geef mij, als Houwink, recht op 4 of 5 kolom. Dat ‘kort-kort-kort’ is erg mooi; maar voor de Papelagi1180 en de laatste roman van A.M. de Jong. Voor de weinige goede boeken van ons onbeduidend Holland, zijn 4 kolom, en zelfs 6 - en waarom niet 8? - heusch niet te veel!
Voilà. Schrijf me naar Gistoux, want mijn Brusselsch adres, dat ik je eig. nu ook al onthullen kan, - n.l. 104, Bould Brand Whitlock (ja! vlak bij Jan!) - is nog niet ‘zeker’. Tot nader. Hoû je goed in Holland, ook zonder Münchener heerlijkheden, en geloof me als steeds van harte je
Eddy.