E. du Perron
aan
J. Greshoff

Amsterdam 19 maart 1930

Amsterdam, Woensdag.

Beste Jan,

Drie van de 4 verzen van J.v.N. kende ik: het laatste, Hij die droomde... valt mij bij deze herlezing erg mee; ik herinnerde mij niet dat het zóó goed was. Ook dat vers voor Jacob Smits; ofschoon dat misschien ièts saamgetrokkener kon. In den ‘droom’ vind ik het lange juist goed; maar ik heb met potlood op de proeven aangegeven hoe ik het gezet zou willen zien. Waarvoor strophen van 4 regels, wan-neer de regels voortdurend overloopen? - Het Wonder van de Kermis kende ik niet en vind ik ook zeer geslaagd. We zullen Heimwee naar het Zuiden met een vel moeten uitbreiden, als J.v.N. zoo voortgaat... Hoe maakt hij het?

Hierbij de drukproef terug. De Gids zond ik je gisteren. - Ik heb weer eens griep, ben daarvoor niet naar Jacques kunnen gaan, Zaterdag.

Weet je dat Jany prachtige verzen geschreven heeft in Ascona? Twee ervan heb ik hier en zend ik je in een volgenden brief, anders wordt deze te dik.

Ik lees Brahman. Wat is dat véél... maar er zou een heerlijke keus uit te maken zijn! Er is een bizonder sympathieke kant aan dien kosmischen ouden heer.

***

Overigens geen nieuws. Ik houd nog steeds de kamer, op het oogenblik werk ik aan die art. van V.d.H. en hoop Koning spoedig wat te sturen. Het zal nog wel lang genoeg dààr moeten wachten, vrees ik.

Heb ik je al gezegd dat mijn moeder 2 April dacht terug te gaan? Zij spreekt nu zelfs van 30 maart. Je zult ons dus spoedig terugzien.

Hart. groeten aan Aty, de hand van je

Ed.

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie