E. du Perron
aan
H.A. Ett

Den Haag, 9 maart 1940

Den Haag, 9 Maart 1940.

Geachte Heer Ett,

Gelijk hiermee zend ik het eene stuk (controleur) naar Krit. en Opbouw, Java, en het andere naar De Nieuwe Kern, Haarlem, onder redactie van J. de Kadt. Die persklaarmakerij, met kleine letter en zoo, en die paar correcties, waren niet van Donker maar van mij. Misschien vindt u het nu minder gek dat ze ‘niet zoo gek’ uitvielen.

Eerlijk gezegd, het 2e stuk voldoet me al evenmin als het eerste. Toen ik het ‘naspel van Lebak’ noemde, bedoelde ik: iets aparts over het onderzoek te Lebak door B.v.K. na Dekker's vertrek, dus de inhoud van dat kleine boekje van De Br. Prince. Dat zou werkelijk nieuw zijn geweest, en zeer onthullend voor de ‘geest des goevernements’ in Indië. Had u daaraan de nieuwe redactie van Dekkers brief aan Van Twist en de onbekende brief aan Pahud laten voorafgaan,6811 des te beter, maar als bijzaak.

Nu hebt u van het onderzoek nagenoeg niets genomen; dus het nieuwe verwaarloosd, om de al vrij bekende Dekker-historie na Lebak nog eens te vertellen, met alleen maar een paar nieuwe bijkomstigheden. Dat is jammer.

Ik hoop dat De Kadt het niet zoo inziet en het stuk plaatst. (Ik heb hem nat. niets van wat ik hier schrijf gezegd, en hij kent tenslotte het boekje van De Br. Prince niet, dus misschien is hij best hiermee tevreden.) Ik heb hem gezegd dat het in het April-nr. moest, of dat hij het mij anders moest retourneeren. Dan kan ik nog eens probeeren bij prof. Gonggrijp, maar dien ken ik niet en die zit in de red. v. Kol. Tijdschrift met Meyer Ranneft, en dezen ontmoette ik nu onlangs op de ‘Indische Conferentie’ in Leiden;6812 met het gevolg dat ik niet veel van dit tijdschrift verwacht. (M.R. leek mij zeer reactionnair, zal wel vinden dat Multatuli-gelijk-geven uit den booze is.)

Donker's brief gaat hierbij terug. Wat hij zegt over dat ‘algemeen literair’ tijdschrift is op zichzelf natuurlijk juist. Maar De Stem neemt allerlei sociologische artikelen op, die heel wat minder nog te doen hebben met literatuur.

Tot nader. Vriendelijk gegroet,

EduP.

6811Beide brieven in De bewijzen uit het pak van Sjaalman, p. 79-82 (De man van Lebak in Vw 4, p. 385-386 en 392-393; Multatuli, Volledige werken IX, p. 634-635 en 637-638).
6812Zie voor J.W. Meyer Ranneft 3276 n 6 en 3327 n 7 en voor de ‘Indische Conferentie’ 4015 n 1.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie