E. du Perron
aan
H. Samkalden

Bandoeng, 10 december 1938

Bandoeng, 10 Dec. '38.

Beste Hugo,

Ingesloten nog een rekeningetje, dat eig. bij de andere auto-affaires hoort, volgens berekening van Bep. Zou je dit dus ook nog wil-len voldoen? Vergissen wij ons en hoort dit niet er bij, wil je 't dan voorschieten en mij schrijven? - Wanneer kom je hier?

Gisteravond hadden we een nogal opgewekte vergadering van K. en O., met veel grapjes van Koets en van mij, maar de anderen niet tegendraads in het lachen. Z. lijkt voorloopig buiten gevecht geslagen, althans voor zoover het de schrijverij betreft, want andere smeerlapperij zal ZEd wel beoefenen. Men heeft hem uitgelegd, en hij heeft ingezien, dat hij ‘reclame voor ons zat te maken’.

Intusschen is die nu gemaakt; laten wij nu vooral frisch voortgaan! Kunnen Job en jij nu eens niet den geest krijgen voor een metplezier-geschreven kroniek binnenland; want op 't oogenblik is dat wel erg aan het versloffen. Laat zien dat je méédoet aan het opwerken van het peil: Koets en ik mógen toch werkelijk niet minder van je verwachten!

Een paar nette menschen hebben afgezegd vanwege de ‘persoonlijke’ toon; anderen zijn toegetreden. Verder hebben we abonnés à la Verhoeven, die niet betalen. Betalende abonnés zijn er zoowat 225. Maar nù moet het beter gaan!

Losse nrs. zijn er van de Zentgraviana vele besteld.

Tot zoover. Ik ben moe van allerlei correspondentie.

Tot spoedig ziens, hoop ik.

Je E.

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie