E. du Perron
aan
H. Samkalden
Bandoeng, 5 november 1938
Bandoeng, 5 Nov. '38
Beste Hugo,
Ik las je heele dossier Z. expres met ‘gematigdheid’ door. Het is typisch, hoe bezadigd, hoe beredeneerd deze schoft zich voordoet: Nestor indeed! Zijn antwoord op Meyer Ranneft is de beheersching, zg. de welwillendheid zelf. Ook tegen jou is hij eig. overal vuil in het kalme. Zijn stuk tegen mij is ‘kwaaier’.
Ik heb zijn vechtmethode bestudeerd en wed met je dat hij na mijn wederwoord òf niets meer schrijft (misschien zet hij een kleine verklaring dat hij met mij niet vechten wil of zoo), òf vreeselijk vaderlijk aan het oudehoeren slaat. Maar hoe dan ook, hij zal zijn portie krijgen.5638
Ik heb mijn stuk klaar. Gisteravond las ik het Koch in zijn geheel voor. Hij vond het prachtig en zei met volle overtuiging dat in Z.'s heele carrière een dergelijke afstraffing nog nooit geschreven was. Misschien ben jij in je bloeddorst er nòg niet tevreden over, maar ik heb 't gevoel dat ik in mijn heele polemische loopbaan niet zóó moordend ben geweest.
Over die semitische kwestie heb ik niets meer te pas kunnen brengen; het ging er niet meer in. Wel heb ik je briefwisseling met Z. uitgespeeld, en gezegd dat je tot op dat moment 's mans maniakale stompzinnigheid tegen je met zwijgende verachting had over je laten gaan. (Niet precies zoo.) - Ter Braak werd in 't Vaderland ½ uur na verschijnen van zijn stukje over Z.5639 door een heerschap met indies-ploerten-accent (term van T.B.) opgebeld en meteen uitgescholden: ‘Sentgraaff is een reus en u bent soo'n klein kereltje naast hem en toch soo opgeblasen! Uw bederft de krant met sulke Moskoustukken! U is een communist’, enz. Ik had hem onmiddellijk verwoed terug uitgebekt. Ter Braak heeft 3 × zijn naam gevraagd en toen hij die niet wou zeggen, de hoorn opgehangen. Verder kreeg hij binnen 2 dagen 2 brieven van een veearts uit Soerabaja (nu in Den Haag ‘in ruste’) en van een ex-journalist v/h Bat. Nwsbl. die allebei ijverig over Z. uitpakten. De heer Schilt, hoofdred. v/h Vad. was zoowaar ook al bang voor Z., maar liet t.B. toch begaan. T.Br. zelf blaakt van strijdlust en schreef: ‘Houd me op de hoogte van een event. reactie van dien ploert, want ik heb nog wat in 't vet voor hem.’5640
Koets kreeg hier bezoek van F. de Malines van Ginkel,5641 die over Z.'s art. over mij begon. Koets gaf hem als ‘dessous’ van de zaak mijn stuk over Atjeh, waarop v.G. dat met pret begon te lezen en het meenam om er op zijn gemak van te genieten, belovend dat hij in zijn kringen zorgen zou voor verspreiding van deze ‘dessous’. Je ziet, mijn methode is misschien zoo gek niet. Koch wil 2000 exx. laten opleggen v/h nr. waarin mijn wederwoord komt, omdat hij op bestellingen rekent. In ieder geval: er gebeurt iets. En ik ben game voor een onbeperkt getal volgende ronden met die oude rot. Voilà. Steeds je
E.
P.S. Daarnet je schrijven. Als ik nr. Soeki. ga, zal ik je natuurlijk waarschuwen. Wat die plaatserij betreft, neen, ik blijf met je van meening verschillen, omdat het een het ander wèl uitsluit, al was 't maar voor mijn ‘moreele vrijheid van beweging’. Wat dit met de houding van courantiers als Vg. en Sl.5642 te maken heeft, begrijp ik niet: die lieden hebben een eigen blad en ik niet, en zij durven niet in hun eigen blad ‘overnemen’; - waar is de overeenkomst? - Tot slot dit komisch bericht: Kolff heeft Leo J. opgebeld om te informeeren naar het boek De Ind. Jeugd v. Arth. D.5643 waarvoor verscheidene bestellingen ingekomen waren! Nòg iets: ik heb tòch nog wat over 't antisem. in mijn stuk gewerkt.