E. du Perron
aan
W.A. Kramers

Gistoux, 11 mei 1931

Gistoux, Maandag 11.

Beste Wijnand,

Hierbij Vera terug; het was dus te laat om een tweede ex. te verstrekken. Tant pis; zoo mogelijk, zend mij dan een ex. van de revisie, niet om terug te zenden naar de drukkerij, maar om hier te houden voor mijn cahiers.

Mijn goede vriend Everard Bouws is zoo onpasselijk geworden van het walgelijke stukje van Alie, dat hij je een ‘Open brief van een Zakenman’ heeft gezonden, of zal zenden, waarvan ik vanmorgen copie ontving.1786 Ik moet zeggen: ik vind het alleraardigst. Jij ook, vermoed ik. Ik bezweer je: druk het ding af, in niet te kleine letter, minstens 10 punt, en laat dat misselijke wijf met haar huilcliënteele er plezier aan beleven. Ze heeft het niet gestolen, voorwaar; want ik weet niet of je ook nog dat heerlijke opstel van haar kent over deze zelfde affaire in Nederland,1787 na als ‘contra-radiolezing’ te hebben gefungeerd, en waarin het heele slotenmakersvak te pas werd gebracht. Jan en ik hebben er versteld van gestaan, ofschoon we toch weinig illuzies hebben op dit gebied. Maar dat stuk in D.G.W. (dat jij nog wel op een eereplaats zet!) doet heelemaal de deur dicht. Waarom schrijft het wijf er niet meteen een gedicht op? Enfin, dat komt nù misschien?

Met beste groeten, je

E

1786Het stuk van Bouws werd niet in DGW opgenomen.
1787De domineesvrouw van Blankenheim, mijn boodschap van liefde’. In Nederland 83 (1931) 3 (maart), p. 315-326. (Tekst van een op 18 januari 1931 gehouden radiolezing.) In dit stuk werd de vraag gesteld met welke sleutel de poort van de liefde geopend diende te worden.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie