E. du Perron
aan
J. Greshoff

Gistoux, 9 mei 1931

Gistoux, Zaterdag.

Beste Jan,

Ik las Oud Zeer in nieuwe lezing vanmorgen zorgvuldig door; over het algemeen lijkt het mij ook veel verbeterd. Enkele opmerkingen schreef ik in potlood op de copy; dat veeg je dan wel weer weg. Als ik de oude tekst erbij had gehad, zou ik je meer geschreven hebben, maar zóó is het ook wel goed. Ik vind ook dat dit een uitstekende introductie is, alleen zou ik dat eene groote gedicht van de wandeling bepaald niet zoo in stukjes snijden, en verder de Weder-geboorte er uit doen. Maar Voor Albert Besnard en Texel mogen niet worden weggelaten! Ook Texel niet, alsjeblieft. En zou je dat Hooftiaansche ding er nu ook maar niet bij doen? Of valt het te veel uit den toon? (Dit laatste misschien wèl.) Op zichzelf is het heel aardig.

Ik heb ook nog een kleine bedenking tegen: ‘En toen heeft zij mij aangenomen’, dat is toch wel wat erg familjaar, vooral in dit verband. Maak daar ook nog iets anders van.* Hoe was het vroeger?

Engelman heeft een groote bespreking in De Nwe Eeuw gezet over Parlando. In hetzelfde nr. werd overgenomen een vers van jou, dat ik hier insluit.

Jany komt den 16en. Jan v.N. komt dan ook in Gistoux. Als je dus een paar dagen komen wilt, doe het dan liefst éérder. Telephoneer mij desnoods hierover, de telephoon is nu vóór mijn slaapkamer opgesteld.

Hartelijke groeten, ook aan Atie, van je

E.

Oud Zeer gaat gelijk hiermee terug.

*Eerder iets: ‘toen heeft haar gunst mij aangenomen’
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie