E. du Perron
aan
W.A. Kramers

Brussel, 20 maart 1931

Brussel, Vrijdagmorgen.

Beste Wynand,

Dank voor de eindelijk ontvangen publicaties van Allert de Lange. Zou je niet voor mij kunnen vragen of ze niet nog een omslag kunnen sturen voor Vera Figner's Nacht over Rusland, dat ik zonder omslag kreeg. Ik ben erg op die dingen gesteld, zooals je weet!

Gegeven de vertraging, vrees ik dat ik het eerste boek eerst voor het Mei-nr. kan bespreken. Ik wou n.l. eerst nog de autobiographie van Trotsky lezen en de Lenin van denzelfde1623, alvorens ik mij hierover uitspreek. En het tweede komt dan in Juni. Dat is veel makkelijker afgedaan, maar kan ik eerst maken, voor mijn gevoel, nà de Lenin-recensie.

Daarentegen zou ik wèl direct kunnen bespreken, als je het voor mij krijgen kunt, de Raspoetin van Fülöp-Miller,1624 maar door wie is die uitgegeven in Holland? Dat zou dan een aardige trilogie worden van Russische figuren. - Als je mij de Raspoetin direct bezorgt, stuur ik je de bespreking vóór 5 April. Met Lenin is mij dat niet mogelijk; hier is de zuiver ‘menschelijke’ waardebepaling ontoereikend, en wordt eenige technische kennis vereischt (al is het: verzwegen).

Ik las bij Jan en hoorde in détails van je ondervinding met het Bolhuis.1625 Ja, dergelijk ploertentuig heeft ook recht op een plaatsje onder de zon. Het protest van Mayer is nuttig, maar het stukje van Cornelis Veth is voor den os in kwestie meer afdoend. Bravo!

Groeten van je

E.

P.S. De eerste zin van de eerste poëziekroniek van Jacques1626 is werkelijk een toonbeeld van mannelijke welsprekendheid!

1623Moja riza, 1920 (In 1931 in Nederlandse vertaling verschenen als Mijn leven); en Über Lenin. Material für eine Biographie. (Vertaling van O. Lenine, 1924).
1624Niet door DP besproken.
1625Mr. J.J. van Bolhuis had in het Haagsch maandblad van februari 1931 in het stuk ‘Over toekomstige geschiedschrijvers en hedendaagsche onwetendheid’ de vrees uitgesproken dat een toekomstige generatie de Kloos van 1885 en die van 1930 op één lijn zou stellen.
1626In de ‘Kroniek der poëzie’ in DGW 30 (1931) 351 (maart) p. 59-60 besprak J.C. Bloem onder de titel ‘Terug naar de traditie’ De draad van Ariadne van Anthonie Donker, Het vuurwerk van A.J.D. van Oosten en De zwanen en andere gedichten van J.C. Noordstar. Het stuk opende aldus: ‘De poëzie der jongere Nederlandsche dichters heeft zich, na een korte infectie, in de eerste jaren na den oorlog, met (Duitsch) expressionisme of hoe men dat noemen wil, al spoedig weer in de richting der traditie gebogen, gelukkig zonder zich daaraan absoluut te conformeeren, in welk geval men een poëzie van epigonen had gekregen, die de modernisten à outrance - hier en vooral elders - classicisten schelden, maar ten onrechte, tenzij men aan dat woord een vooropgezette ongunstige beteekenis wil geven, in welk geval het mij duidelijker voorkomt, zooals ik ook hierboven heb gedaan, van epigonen te spreken.’
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie