E. du Perron
aan
F.E.A. Batten

Brussel, 4 maart 1930

Brussel, 4 Maart ’31.

Geachte Heer Batten,1598

Het spijt mij après tout dat ik niet zoo allemachtig noch zoo artistiek, noch zelfs zoo nonchalant ben geweest, als u schijnt te veronderstellen. Ik ben inderdaad in die ‘Bagatelle’ geweest van half 8 tot half 9; ik meen dat wij hadden afgesproken dat u tegen 8 uur, uiterlijk kwart over 8 zou verschijnen. Ik heb beneden gezeten, rechts achterin (van de deur af bekeken) - eerst met de heeren Tissing en Bouws, later: na 8 uur, met Bouws alleen. Het heeft mij zeer gespeten dat ik niet opnieuw met u over Couperus heb kunnen praten. Een volgende keer beter; hetgeen zeggen wil dat ik niet de minste rancune heb over dit mislukte rendez-vous; - maar het zou overdreven zijn wanneer ù dat had. Zou de mogelijkheid bestaan, dat wij elkaar niet herkend hebben???

Met vriendelijke groeten, uw

EduPerron

1598DP ontmoette Fred Batten (1910-1980) voor het eerst op 25 februari 1931 in een lokaal van de 2de Gemeentelijke H.B.S. aan de Stadhouderslaan te Den Haag, waar Batten als oud-leerling een tentoonstelling over Louis Couperus had georganiseerd. Tussen DP en Batten ontstond een discussie over Couperus’ ‘antieke reconstructies’, in DP's ogen mislukt. Het afgebroken gesprek zou 's avonds om 8 uur in het toenmalige café ‘La Bagatelle’ in de Haagse Passage worden voortgezet. Batten trof DP echter niet op de afgesproken tijd aan en schreef een brief vol grieven, waarop DP's eerste schrijven het antwoord is. Batten had hem ervan beschuldigd ‘allemachtig vervelend’ en ‘een artiest van grote nonchalance’ te zijn.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie