E. du Perron
aan
C. van Wessem

Brussel, 5 maart 1931

Brussel, Donderdag.

Beste Constant,

Slau is zéér ziek en werd gisteren in het Acad. Ziekenhuis te Leiden opgenomen. (Hij mag overigens vooreerst absoluut geen bezoek ontvangen.) Het is te hopen dat men nu eindelijk uitmaakt wàt hij precies heeft; op het oogenblik heeft men van alles verondersteld, het eene nog erger dan het andere, maar gevonden is er nog niets!

Met mijn moeder gaat het zeer slecht, vandaar dit korte schrijven. Ik zit daar voortdurend.

Stols neemt je vertaling, àls hij met de serie voortgaat. Zooals ik je reeds zei wordt het dan nr. 5. Maar eerst moet hij een tijdje aanzien of de heele onderneming wel de moeite loont

Ik vind Het Pistoolschot ook mooier, en voor de verkoop lijkt het mij beter. Maar mag je Poesjkin zoo ‘verbeteren’? Die Fr. vertaling was inderdaad zeer trouw; en van de Russische over wie ik reeds schreef, een mevrouw Gisèle Wilkomirsky, van Nice. Maar de Duitsche vertalingen zijn over het algemeen ook voortreffelijk. Als je wilt, kan ik jouw vertaling, naar het Duitsch, bij gelegenheid nogwel met mijn Fransche uitgave vergelijken en je de verschillen signaleeren.

Ik zal je bij gelegenheid precies zeggen wat ik vind van je Lessen in Charleston. De titel blijf ik beroerd vinden, om de reeds genoemde redenen. Werk je aan André? Doe dat.

Mijn Ridders keek ik erg goed na (tè goed misschien naar den smaak van de typographen.) Maar ik liet het hoofd van dien man in zijn helm. Deze uitdrukking leek mij n.l. ‘middeleeuwsch’ juist zeer goed verantwoord, en ook Marsman, met wien ik het er in Rotterdam nog even over had, vond de term niet misplaatst. Daarentegen is de ander nu ‘verdwaasd’.

Ik ben op de Vr. Bl. geabonneerd tegenwoordig en kijk met spanning uit naar het nr. van deze maand,1601 om 3 redenen: mijn Ridders, jouw fragment en het fragment van Vera, dat het eenige is wat mij uit dien roman nog onbekend bleef - Is Vera nu een ‘roman’? - jà?...

Tot nader. Hart. gr. van je

E.

Ik heb in mijn tekst voor de Cahiers (3e deel, Tegenonderzoek) gezet dat jij die mannetjes had uitgenoodigd. Het gekke is dat ik dit als zoo vanzelfsprekend, en zelfs bekend, veronderstelde, dat ik daarom verzuimde het erbij te zetten! Maar je hebt gelijk, het is nu net alsof de schuld bij jou ligt... Peccavi, domine - en à quand de volgende verhalenbundel?!

Wat denk je van deze ‘7 verhalen voor het buitenland’1602: 1. Nijhoff, De Pen op Papier; 2. Slauerhoff, Larrios; 3. Du Perron, Het Drama van Huize-aan-Zee; 4. Marsman, A.-M.B. (bij gebrek aan beter); 5. Helman, een verhaal uit Hart zonder Land (eig. een moeilijke keus!); 6. Kuyle, Aquarium (het verhaal van de visschen, geloof ik); 7. Ik weet verdòmd niet wat ik als no. 7 zou nemen! - (en ik heb nog wel zoo'n muil opgezet tegen Nijhoff). Zeker niet het onanistische Sebastiaan van je vriend Hondius.1603 Bedenk jij eens. Of schrijf het 7e verhaal!

1601DVB 8 (1931) 3 (maart) bevatte DP's vertaling van Jacques de Baisieux: ‘Van de drie ridders en het hemd’ (p. 84-91), voorts van Van Wessem ‘De verzoening der beesten’, het zevende hoofdstuk uit Lessen in charleston, en van Marsman de derde aflevering van de roman Vera. Nadat de eerste twee afleveringen van Vera verschenen waren, zond Marsman de gehele tekst, behalve het hier door DP bedoelde gedeelte, dat op dat moment bij de zetter was, aan DP. Van Wessem had in het vierde stuk ‘De vormen’ van zijn serie ‘Het moderne proza’ (in DVB van november 1929) zijn theorieën omtrent het verschil tussen roman, novelle en verhaal ontwikkeld.
1602In zijn in brief 686 genoemde stuk had Nijhoff zes verhalen genoemd, die hij waardig keurde om opgenomen te worden in een voor het buitenland bestemde bundel Nederlandse verhalen.
1603J.M. Hondius publiceerde in 1923 zijn korte roman Sebastiaan met de opdracht ‘Aan mijn vriend Constant van Wessem’.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie