E. du Perron
aan
H. Mayer
Brussel, 23 september 1930
Brussel, Dinsdagmorgen.
(Gisteravond half 1 hier
teruggekomen.)
Beste Henri,
Zou je Zaterdag a.s., als je komt, voor mij mee willen brengen (behalve Congreve en misschien Defoe) de Erotische Gedichten van Hooft, verz. door Engels, meen ik, in de Pantheon-uitgave? Liefst een ex. dat ik éven houden kan; als je dat hebt; anders een ingenaaid, voor mijn rekening.
Ik kwam behouden terug na vele ontmoetingen (Vic Vr., Jany, Pom N. etc. - en vooral véél Schotman). Wynand zag ik niet meer, wat mij spijt; ik belde hem op, maar hij was niet thuis.
Als je hem ziet, vraag hem dan mij ook een G.W. te zenden, liefst twee. Las jij het nr. al? Het was ongeveer door Jan volgeschreven, buiten Roel, Sloot en mij. Wat lag Roel ontzettend te ouwehoe-ren1256 - en vooral, wat hééft hij zich beijverd om vooral geit en kool te sparen! Vreemdsoortige mentaliteit.
Van mentaliteit gesproken: wijs Wynand op het booze stukje van Haje in de laatste Groene1257 over zijn (W.'s) voetnoot in DGW. van Augustus. Het is inderdaad jammer dat die voetnoot wat èrg slordig gesteld was, en vooral dat vitter met een f geschreven werd. Maar de schoolmoppentapper Haje schrijft nu, op zijn beurt, zooiets van: ‘Dan had u uw uitdrukkingswijze kunnen uitdrukken waar u dat altijd had behooren te doen’. Laat W. hem even erop wijzen dat misschien alleen een doorgefourneerde frik tot het uitdrukken van uitdrukkingswijzen komt - er is hier een bijtende woordspeling van te maken! Die zal hij zelf wel vinden: 3 zinnetjes voor den pallurk, dunkt mij, zijn méér dan genoeg. Hij zal nu wel zoowat de pip hebben, na het artikel van Jan.
Nu, beste, tot Zaterdag. Dank vooruit en de vijf van je
E.
Geef je telg mijn adres op en zeg hem dat hij zelf schrijft wanneer hij lust heeft te komen. Ik kan eig. altijd.