E. du Perron
aan
J. Greshoff

Amsterdam, 23 maart 1930

Amsterdam, Zondag

Beste Jan,

Ingesloten de brief van die literaire hetaere992 terug* en gelijk hiermee HEd.'s portret - met een staaltje van HEd.'s officieelen stijl. Ik geloof dat ik je felicitaties schuldig ben over het niet doorgaan - (of algeheel niet gáán) - van de ontmoeting. Volgens Willink was het een hopeloos wijf; maar ze is wèl wèg van je verzen, waarvan ze verscheidene uit hoofd kent. Toen W. daarna zich ontvallen liet dat hij je kende, vroeg ze dadelijk je adres. Voilà. De W.'s kennen haar overigens heelemaal niet; ze was bij mevr. W. gekomen voor mogelijke adressen voor ‘recitals in besloten kring’. - De verzen van Jany breng ik je nu liever persoonlijk: het is zéker dat we 30 Maart komen (tenzij.....) Overigens zal mijn moeder - eigenwijs als altijd - liever zelf naar het Grand-Hotel telegrafeeren voor kamers. Jou, èn mij, dus een zorg...

Ik wacht op het boek van Van Schendel993 in boekvorm om het te lezen (en te bespreken). Die nieuwe lezing is n.l. misschien een vebeterde.

D.G.W. zag ik nog niet. Dat is altijd zoo.

Over Sander spreken we elkaar nader. Zóó gauw heb je me niet uit het veld geslagen, want, zijnde de meest geïnteresseerde in het geval (een kleine 14 dagen geleden), heb ik de zaak veel en zwaar overdacht!

Over het niet-reclame maken als rationeel, en bijna noodig, kàn je gelijk hebben; ik zou alleen willen weten waarom andere uitgevers dan wèl circulaires zenden die gelezen worden - althans, verscheidene boekhandelaren spraken mij over uit te komen boeken en bekenden hun wijsheid opgedaan te hebben uit de circulaire; verscheidene boekhandelaars klaagden ook over de bescheiden afzondering van Sander. Ik schreef hem hierover uitgebreid en kom dus liever niet al te lang op deze zaak terug. Tenslotte moet hij zelf weten wat hij doet of niet doet; en geloof me als ik je zeg dat ik overigens niet het minste bezwaar heb tegen den heer Van Schaïk994!

In de Litt. Gids van boekverkoopersbedienden, die ik gisteren voor het eerst onder de oogen kreeg, stond weer een heel boos stukje over jou995: blijkbaar een nieuw nr. van een serie. Wat zijn dat voor proleten in dat blad? Allemaal heeren Colmjon?

Ik zie Woensdag Buning en echtgenoote. Met de echtgenoote maakte ik reeds kennis. Donderdag en Vrijdag zit ik bij Henri Mayer in Den Haag. Zaterdag afscheidsmaal hier. Zondag Brussel. Drie dagen later Gistoux. Als alles wèl gaat.

Tot ziens dus. Hart. gr. aan allen van je

Ed.

Het eerste art. van V.d.H. is klaar en naar Koning. De 2 volgende vertaal ik in Gistoux.

992De voordrachtskunstenares Iris Doodeheefver.
*hij is prachtig! wij hebben er zéér van genoten
993Het fregatschip Johanna Maria (1930), voorgepubliceerd in De gids .
994De vertegenwoordiger waarvan sprake is halverwege brief 463.
995In het februari-nummer van de Litteraire gids, opgericht en geredigeerd door de Haagse boekverkopers Lex Verbraeck en Gerben Colmjon, werd o.m. van Greshoff gezegd dat hij ‘nog nooit iets heeft gepraesteerd, niets heeft te zeggen, niet recenseert, niets leest, niets weet en niet kan schrijven. Hem ontbreken verder niet alleen smaak, welgemanierdheid en redelijkheid, wij achten hem bovendien den oppervlakkigsten en minst intelligentsten pennist die het Nederlandsch als voertaal bezigt.’
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie