E. du Perron
aan
A.C. Willink

Cap-Martin, [3 januari 1925]

Cap-Martin, Zaterdag.

Beste Willink,

Je brief kwam den avond van den morgen waarop ik mijn briefkaart verzond. Je vraagt me je te schrijven, als ik ‘niet te ziek’ ben; van ziek-zijn is zelfs geen sprake meer: sedert veertien dagen maak ik tochten, droog me in de zon bij Rumpelmayer (en een kop koffie), verlies geld aan de speeltafel en ‘coule le parfait amour’ met een Italiaansche schoone die helaas een tikje te zuinig is op 'r eige'. Ik antwoord dus, zooals je ziet; maar nu, wèlke ‘overtuiging’ verlang je van me? Ik kan moeilijk iets gaan verdedigen wat je slecht vindt, of beter, trachten je aan te praten wat je nu eenmaal niet aanstaat (de gustibus - niet?); ik zou misschien kunnen aanvoeren dat ik niet - of niet meer, wat op hetzelfde neerkomt - gestreefd heb naar de ‘sterkte’ die jij blijkbaar eischt, en ik meen je geschreven te hebben hoè ik graag had dat men de Eén tussen Vijf zou zien. Onbeduidend, onbelangrijk en de andere grieven van een gewichtig en gewichtigwillend publiek; laat ons aannemen dat ik een onbeduidend verhaal heb willen schrijven. Dat ik dus de onbeduidendheid ervan inzie, en het toch uitgeef (publiceer!) Ik begrijp alleen niet waarom jij me raadt niet uit te geven: dat is erger dan burgermans-welgemeend, dat is, messire, bijna een ouwehoerenbedenking, met uw verlof gezeid. Zelfs aangenomen dat je gelijk zoudt hebben ten opzichte van de waarde van het ding, dan zou ik me immers nog niet zoo ‘voorzichtig’ kunnen gedragen? Dus, Duco Perkens, zijn geafficheerde onverschilligheid getrouw, werpt het publiek zijn gewrocht - of misgewrocht - voor, en basta! Mocht zijn vriend Willink daarentegen, ‘omreden’ het wondje in het kootje van zijn rechterwijsvinger, of andere bezwaren de uitgave nièt willen verluchten, dan kan natuurlijk aan het geheel een treffende noot worden toegevoegd waarin bijv. zal staan: ‘De illustrator, na lezing verd. md hebbende zich met deze historie verder in te laten, zien wij ons gedwongen de historie zonder illustratie te doen verschijnen’, of iets dergelijks (liefst geef ik als reden: onwil - wegens antipathie - van den illustrator.)26 Verder kan ik als je dat zoudt willen, alle Willinks in W's omzetten, tenzij je een voorkeur hebt voor X.?

 
This, noble youngster, can I do,
 
And more than this I cannot.

Eerlijk gezegd is wat mij het meest interesseert in Eén tussen Vijf de houding van Duco Perkens en zijn, om bijna met Perk te spreken:

‘tusschen (schrijver-)zijn en niet-(schrijver-)zijn zweven’.

Maar laat dat je lauw en vraag je een ‘sterk’ verhaal, eilaas, heer graaf, dan scheiden zich onze wegen. Je hebt dus gelijk, en ik misschien ook. De rest bespreken we wel in Parijs.

Dus tot ziens, kerel, en groeten aan Mary. Is het haar reeds - (bereids!) - gelukt de aanminnige Gloria Swanson27 te zwansen? De opbrengst van de boeken zie ik ter gelegener tijd nog wel, desnoods tot je het gemakkelijk kunt missen: in het ergste geval kan je er me een teekening voor geven. De repr. Zilveren Bruiloft28 krijg ik dus eerstdaags? Vielen Dank en ook nogmaals voor de moeite die je je voor die boeken gegeven hebt. Nu, tot spoedig ziens en de V van

Yours DP.

P.S. - Van ‘meeligheid’ (zelfs met 2 e's) spreken staat je lang niet fraai; dat woord is even studentikoos-onbenullig als: kast, ploertin kachel-zijn enz. waar wij zooveel bezwaar tegen hadden.

26DP had W gevraagd de uitgave van Een tussen vijf te willen illustreren, en dat is uiteindelijk ook gebeurd. De titelpagina vermeldt: ‘Met vier tekeningen van C.A. Willink’.
27Beroemde Amerikaanse filmster (1899-1983).
28Kubistisch schilderij van W uit 1924.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie