|
4137 (531a). Aan J.J. Slauerhoff: Gistoux, 22 mei 1930
Gistoux, Donderdag
Beste Slau,
Hierbij twee boekjes die je wel aardig zult vinden - of die je vriendin misschien aardig zal vinden, in jullie tegenwoordige situatie. Je ziet dat ik op je ironische hint inga. - Gisteravond ontving ik (mijn brief aan jou69 was nauwelijks weg) een brief van Jany. Hij
heeft Florence verlaten en is nu in Ascona terug, in een eigen villaatje; adres ‘Villa Sole Mio’, Porto Ronco, supra Ascona. 70 Hij schreef mij heel voorzichtig over jou, wschl. niet wetend of ik er wel iets van wist; - aldus: ‘Van Slau kreeg ik een paar niet geheel onleesbare epistels, vervuld van een geluk, waarvoor ik zijn wezen nauwlijks bereikbaar achtte.’ - Ik heb gisteravond een lange en melancholieke wandeling gemaakt in den mist en gedacht aan dat geluk en de gevaren die je nu weer loopt, en aan allen die met mij langs deze zelfde weggetjes zijn gegaan: jij, Jany, Jan van Nijlen, en aan mijn eigen melancholieke jeugd in Indië. Ik heb loopen bedenken dat het eigenlijk verwonderlijk is dat ik met zoo'n jeugd zoo ‘satyriek’ gebleven (of geworden) ben, inplaats van ‘mystiek’ wat veel meer in de lijn had gelegen. Bref, de verteedering en de angsten van een oudwordend man, over zijn eigen verleden en voor de toekomst van zichzelf en zijn vrienden. (Mijn vrienden zijn des points de repères voor mijzelf.) Ik heb mij werkelijk over jou ongerust gemaakt, al ben ik nog altijd even verwoed afgunstig op je. En je wou de scherpe oogen van een vrouw hier brengen in mijn hybridische hottentottenkraal? 71 - Je hebt er geen idee van hoe grotesk deze omgeving mij eigenlijk
voorkomt en hoe onherstelbaar, omdat alles tegenwerkt. Een voorbeeld dat ik dezer dagen weer kreeg: Herbert - de kapelmeester, jou bekend - heeft zich eindelijk verstout om Ina te vragen en denkt over zes maanden met haar te trouwen. En weet je welke treurige moed mijn moeder heeft? Te zeggen dat zij ‘toch niet geheel onverzorgd kan blijven’ en dien Herbert te vragen bij ons in te komen wonen, opdat Ina haar ideale femme de chambre kan blijven. - Ik heb haar dan ook gevraagd of zij mij heelemaal als een pion in haar schaakspelletje beschouwde (wat zij dan niet begrijpt) en haar uitgelegd welke risico zij op deze wijze liep (poenigheden van dien vent zoodra hij merkt dat hij en Ina ‘onmisbaar’ zijn geworden en zich bij ons thuis voelt; burgeroorlog naar aanleiding van Ina en Simone, enz. - dat het goede mensch
daar niets van voorziet!!) en bref, haar gezegd dat ik er niet over dacht mij zelfs tot de proefneming te leenen, en dat zij de keus had tusschen Herbert en Ina of Simone en mij. En nu komt het mooiste, old man: zonder het zelf te merken heeft zij al gekozen, en haar verdomde kinderachtige egoïsme, dat zij zoo lief ‘zelfopoffering’ noemt, verkiest de nuttige Herbert en Ina. Ik moest dan maar wat verderop gaan wonen - snap je - niet tè ver natuurlijk, en dan b.v. alle dagen komen eten. Hoe onlogisch dit je misschien lijkt, ik sta perplex van zooiets. Ik heb het natuurlijk direct aangenomen, maar zij kan opa dingen rekenen: dat ik een grooter maandgeld eisch om fatsoenlijk te kunnen leven en dat zij mij niet dan zéér sporadisch aan haar tafel zal zien. Ik schrijf deze inane historie voor je op, om je een kijk te geven op wat er achter ligt. En ik kan die goeie moeder van me niet eens verwijten doen, ik vind het alleen zoo teekenend en zoo alles-verklarend, deze klakkelooze preferentie van een nieuwen duvelstoejager en beproefde lijfmeid.
Enfin, we hebben nog 6 maanden den tijd en één ding is prettig voor mij in deze historie: dat ik mij absoluut zeker voel van wat mij te doen staat. Het is misschien zelfs een gemeene tactiek van mij, dat ik haar eerst heelemaal de zaken zal laten beredderen zooals zij zich die indenkt!
Nu, ik sluit voor vandaag met deze zure historie; - ik moet n.l. naar Brussel. Je vergeeft me wel ‘de 2 druppels alsem in je nieuwe geluk’ - dat er niet door geëntameerd zal worden, en je haalt er wel de - hm - menschkundige les uit die deze historie bevat. Ik geloof dat als ik niet dat andere anker had, ik na de installatie moeder-Ina-Herbert meteen naar Afghanistan72 zou gaan, met het gevoel alle verantwoordelijkheid aan de nieuwe verzorgers te hebben overgegeven. Maar ook zóó ben ik niet vrij. Ik heb n.l. het geld niet om te reizen èn mijn vrouw een maandgeld te geven, waarvoor zij in haar familie gelukkig kon zijn, bijv. Ik weet niet hoe ik hier uit kom, maar ik denk er om zoo te zeggen dag en nacht aan. En de ster die jij plotseling ontmoette, ontbreekt mij!
Houd haar in eere en geloof mij steeds je
Ed.
70Roland Holst verbleef in maart 1930 in Ascona, april 1930 bracht hij in Italië door, voor mei en juni had hij ‘Villa Sole Mio’ gehuurd. Begin juni 1930 was hij al weer in Bergen: in een brief van 6 juni 1930 aan Marsman schrijft hij, dat hij ‘sinds 'n paar dagen’ in Bergen terug is.
71Slauerhoff en Darja Collin logeerden in juni 1930 in Gistoux, zie ook J. Slauerhoff, Schrijversprentenboek 6, 's-Gravenhage 1961, p. 27, nr. 58, voor een portret van hen beiden met DP.
72Malraux zou in juni 1930 naar Afghanistan vertrekken. Zie ook Het land van herkomst (1935), p. 142 ( Vw 3, p. 154)
|
|