[p. 1205]
Bar in Havana
Spiegelwanden kaatsen flesschen,
Rum klutst over kruimels ijs,
Beenen slank in zijden kousen,
Vreemde vruchten, heete spijs.
Neuzig raspt een oude Yankee
Na zijn zevende ginfizz,
Witte bartenders in actie:
Elke greep behendig, wis.
Tintelende lichtreclames,
Presidente, Daiquiri.
Droog tòk-tòk op houten claves:
Dreinend schuurt de melodie.
Ritselt balslag der maracas,
Coïtocentrische muziek:
Canciones, tangos, rumbas,
Wentelklank van molenwiek
Schurkt er als met korte rukjes:
Zinbenevelend gekweel.
Volk op paddestoelen-krukjes
Sipperlipt een rum-cocktail.
[p. 1206]
Buiten rauw claxon-getoeter
In de nauwe, Spaansche straat.
Vreemde geur vol zwoelheid doet er
Telkens zinken het gepraat.
Bruine facies in de deuren,
Meisjes, negers, en een gids,
Vicieus verlokkend leuren,
Zweemend bieden zondentrits,
Wenken klanten in de bar:
Elders oesters, rijst ‘con pollo’,
Restaurant of lupanar,
Nieuw genot, en dans bij banjo.
Duister breidt de zee zich uit
Langs de gladde Malecon,
Rust hergevend ruisch-geluid,
Nacht om lichtgloed, abandon.
P. Verhoog