[p. 1184]
Familieportret uit de 80-er Jaren
Het ezeltje, dat Nubisch en verwaten
't Breed trapterras als een woestijn aftuurt,
Is menschelijker haast dan de nazaten,
Die tot de Christelijkste schooltractaten
Hun mondjes vouwen, zoolang 't knippen duurt.
Grootvader grijnst en bloeit (zijn hoed
gehuurd!)
Boven den hond, wiens oor trouw in 't kwadraat
een
Bakkebaard tracht na te bootsen. - Ommuurd
Door ijzer krulwerk, dat de broekjes schuurt:
Vier jongens in hun twee confectiematen.
Kaarsrechte mart'lares, vlamt daar de dochter
Van zeventien, dun middel, zóo te schaken
En op te bergen in een kabinet.
Het zusje groeit veel scheever, - laat iets
wits
Afzakken, kart'lig als een bliksemflits.
Maar 't ouderpaar staat des te ongezochter:
Hij in gekleede jas, het hoofd een baken,
Háar hand als parel aan zijn mouw gezet.
S. Vestdijk