[p. 111]
Een Naam
Verlangen zonder naam dat, God gelijk, omspant
de grenzen van 't heelal en ongeschapen
zonnen,
die straal en doelwit zijt van alle
levensbronnen,
de vlam die 't al verteert en dat waar zij van
brandt,
Hoe wordt gij op een avond dien gij niet
verwachtte,
zoo klein en hulpeloos, zoo van uw trots
beroofd,
dat gij aan tijd- en eindloosheid niet meer
gelooft
als niet een roode mond uw bedelen toelachte.
Verlangen zonder naam, hier legt zich reeds uw
vlucht;
hier wacht uw hand dat haar een jonge borst zal
vullen,
hier wacht uw oor dat zich een nieuw lied zal
onthullen,
en 't gonzen van 't heelal beluistert ge aan een
zucht.
Dit is het menschelijk verbond: de heemlen
zwijgen;
't verlangen kreeg een naam, dien ik nog aarzlend
spel;
op al zijn letters speel ik het verborgen spel
waarin de vreugde lokt en alle smarten
dreigen.
Herreman