[Vierde jaargang, No. 2]
Vlaanderen
Persius 1935
1. Ik heb doorgaans veel meer last met mijn sympathieën dan met mijn antipathieën. In 1927 ben ik van Persius geweldig gaan houden. Ik weet nog steeds niet waarom. 1927: anders een heel gewoon jaar; maar daar is Persius. Zeven jaar lang heb ik naar hem opgekeken met iets als vereering, heb ik hem bewonderd door het troebele glas van een schoolschen en nochtans niet akademischen eerbied. Ik heb getracht, onbaatzuchtig en - juist daarom -, zonder succes, mijn vereering met anderen te deelen. Ik ben alleen blijven staan met mijn bewondering, eenzaam genoeg om niet te twijfelen, alhoewel het tijd wordt om een reden en vastere gronden te zoeken voor een totnogtoe onvruchtbare sympathie. Ik houd niet van dubbelzinnige toestanden, noch ben graag het slachtoffer van eigen opwinding.
2. Als er bij piep-jonge ‘cultuurmenschen’ nog wat romantisme te vinden was - ik zou beter dezen zin schrappen, als ik bedenk den avond waarop ik een bende anders zeer zakelijk-aangelegde jongelui Sarie Mareis hoorde zingen: zij zaten daar, de handen in den schoot, voor onaangeroerde glazen bruinbier, en zongen met een volledige overgave en kinderachtig-bezorgde toewijding -; maar toch: als er bij jonge universitairen nog wat romantisme te vinden was, dan zouden zij misschien van Persius kunnen houden omdat hij jong en zuiver is gestorven, en omdat hij een goede zoon was. Maar het eerste heeft hij aan zijn maag te danken, het tweede aan zijn schuchterheid, het derde aan zijn moeder.
3. Vele critici beweren dat Persius onverstaanbaar is, omdat zij hem niet begrijpen. Een heilige - de heilige Hieronymus, meen ik -, wierp eens zijn werk in het vuur (Si non vis intelligi, non debes legi). Men zou van Persius kunnen houden omdat de kritiek hem heeft mishandeld (loutere sentimentaliteit). Nochtans ziet men lieden,
jazelfs moreel-aangelegde literati, die - sympathie in den tweeden graad -, de oogen sluiten voor de papperigheid van den mondainen overspeler die Ronsard in zijn eer heeft hersteld en die, omgekeerd, den properen Boileau niet kunnen luchten.
4. Ik houd van Persius, omdat Persius niet hield van Nero. Wat mij betreft, ik vind Nero een dilettant, op elk gebied.
5. Persius is gesloten als een ei, hard en hoekig als een steen. Maar zijn vers is stroef; hij schrijft lastig Latijn; zijn hermetisme is armoede. Ik houd daarbij niet van moralisten. Zij maken het zich al te gemakkelijk: ‘Je rends au public ce qu'il m'a prêté’. Ik stel derhalve Persius op hetzelfde plan als de schoolsche abundantie van een Juvenalis en de klein-burgerlijke moraal van een Horatius.
6. Persius schrijft verzen als deze: ‘Waarom kamt g' op uw kaken een geparfumeerden schoteldoek, terwijl aan uw onderbuik een gladgeschoren gorgel uitsteekt?’ Hij kan tieren als een profeet. Zijn strakgespannen verontwaardiging, zijn brutale eenvoud, daar zou ik wel kunnen van houden.
7. Het kan mij niet schelen of hij jong is gestorven, en dat de critici hem niet naar waarde hebben geschat. Maar ik houd van dezen goeden zoon, die, levend - zonder wrevel -, aan de zijde van een angstvallig-bezorgde moeder, in den eng gesloten familiekring, dag aan dag zijn moreele strakheid voedt aan de ijskoude bron van een zorgvuldig-onderhouden woede. Persius: de dichter die, in een tijd van intellectueel en moreel dilettantisme, zonder een arme of een verstooteling te zijn, zich aanstelt als de louter cerebrale vijand van al wat is, theoreticus der allesomvattende oppositie.
8. Facit indignatio versus, slechte verzen, maar harde
verzen, verzen gesloten als een ei. Men zou van Persius kunnen houden als van een Léon Bloy; meer nog, omdat zijn werk een louter intellectueele constructie is.
9. Ik houd van Persius voor wat hij niet heeft geschreven; ik geloof dat ik vooral van hem houd omdat hij de zuivere geweldenaar is, afgetrokken en kalme energumeen.
10. Sentimenteel post-scriptum: jammer dat Nero Persius niet heeft laten vermoorden!
Paul van de Woestijne