[p. 15]

Projectie

 
Hoe traag de vlucht zij naar een gebied zoo uitgestorven
 
Dat er geen vogel leeft boven het zwijgend gesteente,
 
(Vóórdien grijpen de steden toe: het jeugdlang verworven
 
Weten van het gevoel scheurt het hart, dort het gebeente)-
 
 
 
Eens bereiken we, samen en stil, de steile kammen
 
Van een gebergt' waar, onder een hemel als uitgesleten,
 
Ons het besef, dat het pad hier ophoudt, zal verlammen,
 
Ons, wanhopig, leeg, onverschillig terneergezeten.
 
 
 
Keert een oud geloof aan het werklijk bestaan der dingen
 
In het verbaasd gemoed? Want met onze laatste krachten
 
Bevechten we, vreesloos hardnekkig, de duizelingen
 
Die tot onze harten de vratige diepten brachten:
 
 
 
Van eindlijk bewustzijn doorlicht, waar eens nevels hingen.

Victor E. van Vriesland

Jan. '31.