[p. 719]
Idibus Martii
O jaren, onheilspellend van geluk!
Van dertig veldslagen wisten zijn oogen:
Geleedren door een stormloop ingebogen,
Vleugels die zwichtten voor der ruitren druk,
Marschen door wouden waar, naar 't scheen, sinds
eeuwen
De stilte hing, tot ééns de roep der wacht
Beantwoord werd door vreemde schelle schreeuwen
-
Sindsdien was vol geluiden iedre nacht;
Een winterkamp, soldaten met de spa
In plaats van wapens, werken aan de schansen;
Eén onheilsdag: het keeren van de kansen
Klinkt in het donker woord: Gergovia;
Een haven-slag; - een slag in een ravijn,
Waar starre rotswand zijn bevel weerkaatste;
Legers die zich naar Moezel, Maas en Rijn,
Naar Ebro, Nijl en Hellespont verplaatsten -
En welk van deze slagen was de laatste?
Hoe is nu alles buiten het bereik
Dier handen die eens oppermachtig waren
Toen, overvleugeld door hun adelaren,
Zijn legioenen kruisten door het Rijk.
Hij hoort het roepen van zijn ordonnansen
Niet meer. Uit de oogen nam voorgoed de wijk
- Naar wèlk een hemel? - het Caesarisch
glanzen.
J.J. van Geuns