[p. 519]
De Vlinder
Als 'k rijk was, zou er elken dag
Een jongen komen met een doos
Vol boeken, die men voor mij koos.
Ik las ze weinig: enkel 'n vlag
Om lading van eenzelvigheid
Te dekken, in mijn eenzaamheid
Te wapp'ren tegen zelfbeklag.
..............................
Maar 't laatste? Weer terùg dit boek
Vol spreuk, citaat en bijbeltaal!
De band zoo donker, bladen vaal,
Met letters, die geheim bezoek
Ontvingen van vuil-bruine rijen,
Gelijkend kleine monnikspijen,
Door 't vocht brutaalweg ingeboekt.
Dit werk is muf, vergeeld en ziek!
Waar 't even kan staat een vignet,
De hoofdstukken zijn bijgezet
Onder een prent vol romantiek.
Op ieder blad geven die vlekken
Den inhoud nog de beste trekken
Door hun verwilderd mozaïek!
..............................
Waarom die haat? Nu is 't weer heen...
Maar 't blijft mij wonder bij,... 't verleden
Sla 'k, als in witte tastbaarheden
Bladerend, op,.... en 'k weet m'opeens
In half bespot en slinksch berouw
Een boek te heugen dat een vrouw
Mij schonk, dat altijd minder scheen.
[p. 520]
't Was even oud. Tusschen mijn boeken
Stond het verzaakt en als voor straf
Waar ik het schuw zijn plekje gaf:
Geen lit'ratuur voor de bezoeken.
..............................
Nu, waar 'k in droom den weg betrad
Die naar háar toe leidt, trilt er wat
Verzuimd werd, gaat 't in kamerhoeken
Zooals een vlinder uit zijn pop
Zich uit het oude leer bevrijden,
Met donzige vleugels, even zijden
Als d' edelweiss, door haar verstopt,...
Bestrooid met stippels van dat bruin,
Maar feller glanzend, boven den kruin
De sprieten, dun en zwart, rechtop
Als letters... 't Vliegt dan langs de rij,
Op armlengte vanaf mijn stoel,
Neemt wraak voor een vertrapt gevoel,
En schudt in schuine vlucht naar mij
Veracht'lijk wijd tot op mijn handen
Het stof van alle and're banden,
En schiet door 't raam... en is voorbij.
..............................
Dienzelfden dag heb 'k aan den jongen,
Die voor sigaren heel mijn leven
Vulde, ook d' and'ren meegegeven,
Hij is verwonderd weggesprongen.
Dan zit ik stil, en moe, en wacht
De thuiskomst van wat schrijnend zacht
Langs doode boeken heeft gewreven...
S. Vestdijk