[p. 499]
[Wij loopen met zwerversvoeten op netgeharkte paden]
Wij loopen met zwerversvoeten op netgeharkte
paden,
En staren door dichte vensters naar schepen aan de
kaden.
Wij gaan met onze vrienden het leven
overleggen
En weten toch precies wat de anderen zullen
zeggen.
Wij meten met slechte maten, de lengten van zeeën en
landen
En raden nimmer vooruit waar ons lichaam eens zal
stranden.
Tot wij dit kleine antwoord vinden als het
laatste:
Hoe dat bij deze maan het water de boomen
weerkaatste.
Cl. Bloem