Hoofdstuk 44
Drie palmen in de wind

Een pingelende uitgever

Du Perron had De man van Lebak in een recordtijd geschreven, maar wat kreeg hij ervoor betaald? Na de uitgave van De smalle mens en Het land van herkomst had Uitgeverij Querido het recht van primeur bedongen op alle boeken van Du Perron die nog zouden volgen. Hij had daarin toegestemd, in de eerste plaats omdat hij Emanuel Querido een uitstekende vakman vond, maar ook omdat hij ervan droomde dat al zijn werk in uniforme deeltjes zou verschijnen bij één uitgever.3573 Dit was ook de reden dat hij Sander Stols niet toestond om een derde druk op te leggen van Mikrochaos.3574 Du Perron beet zich vast in zijn Querido-illusie, maar de uitgever had zo zijn eigen ideeën. Het land van herkomst was winstgevend geweest, dus Emanuel Querido drong telkens aan op een nieuwe roman. ‘Terug en terug’, het aangekondigde vervolg op Het land van herkomst, zou een commercieel succes kunnen worden. Een boek over Multatuli, hoe groot diens naam ook was, was een financieel risico.

Du Perron rekende op een honorarium van driehonderd gulden voor het boek waar hij zo bezeten aan had gewerkt. Groot was zijn deceptie, toen Querido hem liet weten het boek te willen uitgeven ‘met gedeelde winst’. Argwanend vroeg Du Perron wat dat inhield.3575 Als hij pas aan het boek zou verdienen als de drukkosten eruit waren, paste hij ervoor. Hij had er hard aan gewerkt en zijn voorpublicatie in Het Vaderland had zeer de aandacht getrokken. Hij wachtte dus een beter bod af. Ook zinde het

[p. 847]

hem niet dat de 250 bladzijden niet mochten worden overschreden. Het manuscript bedroeg 220 foliobladen, dus het boek zou zeker 300 bladzijden dik worden.3576

Ter Braak raadde hem aan het aanbod van Querido te accepteren: de tijden waren nu eenmaal slecht.3577 Greshoff polste de interesse bij drie grote uitgevers, die allen weigerden.3578 Zelf dacht Du Perron aan de Indische uitgever Kolff als mogelijkheid, maar toen Querido hem op voorhand 150 gulden bood, besloot hij daar maar op in te gaan.3579 Daarmee was de strijd nog niet ten einde. Emanuel Querido was gebelgd dat Du Perron het tweede voorstel zo laconiek had geaccepteerd zonder in te gaan op zijn zorgvuldige motivering van het eerste voorstel:

‘Geachte Heer du Perron, ik heb het U al eens meer gezegd en het moet my thans weer van het hart, U hebt er merkwaardig genoeg slag van in Uw opponent allerlei te negeeren, dat niet genegeerd mag worden, zonder U daardoor schuldig te maken aan een kleineering van iemands persoonlykheid, die, zacht gezegd, zeer grievend is. Van U, die in het openbaar zulke by uitstek principieele standpunten inneemt, valt dit dubbel tegen. Hoe prettig ik het nu ook vind, dat U tenslotte met een breed gebaar ons herzien voorstel tot uitgave van het Multatuli-boek hebt aanvaard, valt het my moeilyk de wyze, waarop U dit doet, te aanvaarden.’3580

Du Perron vond het ‘een complete ouwewijvenscène’. Was Querido zo'n ongelooflijke ijdeltuit of was hij gek geworden?3581 Hij schreef terug:

‘Wat zijn er toch wonderlijke misverstanden tusschen ons! Ik denk: “de zaak is al beroerd genoeg, ik zal me wel weer misrekend hebben, laat me nu maar verder zwijgen” - en dan klaagt u dat ik gezwegen heb. Goed, ik antwoord dan op uw brief.
Ja, ik heb de f. 150 aangenomen die u mij nu voorstelde, u zegt zelf: met iets als een schrijnend gevoel. Ik had gedacht dat een boek van mij over Multatuli iets aantrekkelijks, iets verkoopbaars was. Dat schijnt nu heelemaal niet zoo te zijn, maar toen ik er zoo hard aan werkte dacht ik allerminst dat ik u een “strop” kwam voorstellen; ik dacht dus wel degelijk dat ik er een goed honorarium voor zou krijgen! Ziedaar ons misverstand. [...] Ik dacht in mijn onschuld dat ik nu eens iets bracht dat u en mij geld zou opbrengen. [...]
Dat u drukkosten moet betalen stelt u heel erg op den voorgrond,
[p. 848]
maar ik dacht (misschien is ook dàt grenzeloos dom en naief van me) dat dat eigenlijk voor elk boek moest.’3582

Querido deed in zijn brief ook moeilijk over de acht portretten die Du Perron wilde opnemen en hij maakte bezwaar tegen het grote aantal bladzijden. Du Perron wees hem erop dat dr. Julius Pée bij de Wereldbibliotheek een boek van 450 bladzijden had gepubliceerd over Multatuli en de zijnen, met wel zestig afbeeldingen erin. Was het dan werkelijk zo beroerd van hem, Du Perron, dat hij er verder het zwijgen toe had gedaan? Inmiddels had hij het manuscript verstuurd en Querido zou het dus tegen 15 mei ontvangen. ‘Ik eindig nu maar; ik heb geantwoord op wat u weten wilde en zwijg nu maar verder opnieuw, uit vrees voor nieuw misverstand.’

Een tweede strategische ronde begon in juli 1937. Du Perron had zes bladzijden aan zijn manuscript toegevoegd, maar Querido wou hem er juist tweeëndertig laten schrappen.3583 Dit liet hij zeker niet over zijn kant gaan, dan paste hij liever zelf bij.3584 Dit bleek niet nodig, want Querido maakte het boek gewoon wat duurder: f 4,50 voor een ingenaaid exemplaar, f 5,50 voor een gebonden boek. Voor Indië lagen de prijzen 20% hoger.3585 Du Perron ontving de drukproeven op 20 augustus en kon ze, nadat ook Guido Douwes Dekker ze had nagekeken, reeds op 1 september terugsturen. Er was Querido veel aan gelegen om het boek snel op de markt te brengen, want de concurrentie zat niet stil: bij uitgeverij Brusse stond de studie van Saks op stapel. Beide boeken verschenen in november 1937, maar terwijl de Indische bladen allang hun persexemplaren hadden ontvangen, zat Du Perron nog steeds te wachten op zijn auteursexemplaren.3586 Tegen het einde van het jaar kwamen ze binnen.3587

Querido's minzame betogen begonnen hem danig op de zenuwen te werken. De uitgever beriep zich op zijn recht van primeur, maar de manuscripten waar hij geen belangstelling voor had mocht de auteur niet aan een andere uitgever slijten. Voor zo'n knevelend contract voelde Du Perron niets. Zo bood hij uitgeverij Kolff in Batavia een klein boekje aan met dialogen over het detectiveverhaal, dat hij tussen de bedrijven door had geschreven. Kolff had er maar liefst honderd gulden voor over en beloofde nog eens vijftig gulden als het zeshonderdste exemplaar zou zijn verkocht.3588 Dit genereuze aanbod stak wel erg schril af bij het gepingel van Querido. Daarbij kwam nog dat Du Perron diens toon moest verdragen ‘van den welwillenden zakenman, geheel op het compromis afgestemd en daarbij vol larmoyante ijdelheidjes en sentimenteele draaien’.3589

[p. 849]



illustratie
1. Op huwelijksreis in Lugano, mei 1932.



illustratie
2. Op huwelijksreis in Lugano, mei 1932.



illustratie
3. Op het station van Spa, juli 1932.



illustratie
4. In Spa: Elisabeth de Roos, J.W.G. ter Braak, Menno ter Braak.



illustratie
5. Vergadering van Forum bij Greshoff in Schaarbeek, 11 september 1932, v.l.n.r. Du Perron, Bouws, Aty Greshoff, Jan Greshoff, Ter Braak, Roelants.



illustratie
6. Jacques Bloem, Clara Eggink en hun zoon Wim, ± 1932.

[p. 850]



illustratie
7. Appartement in Meudon-Bellevue. Bep met haar vader dr. J.R.B. de Roos, november 1932.



illustratie
8. Arthur en Annie van Schendel.



illustratie
9. H.L. Timmers Verhoeven, Du Perrons financiële raadgever.



illustratie
10. Titelpagina van De smalle mens (1934).



illustratie
11. In Bellevue.



illustratie
12. Augustus 1933 in Parijs, v.l.n.r. Du Perron, Ant ter Braak-Faber, Menno ter Braak, Bep du Perron-de Roos.

[p. 851]



illustratie
13. Bep met Sofka Nossovitch.



illustratie
14. Met Malraux in Bretagne.



illustratie
15. Vignet van A. Alexeïeff op het omslag van Het land van herkomst (1935).



illustratie
16. Louis en Renée Guilloux (waarschijnlijk).



illustratie
17. Slauerhoff in Tanger, juli 1934.



illustratie
18. In het zuiden van Spanje.

[p. 852]



illustratie
19. Slauerhoff voor zijn huis.



illustratie
20. Johan de Meester jr., oktober 1923.



illustratie
21. Bep met zoontje Alain.



illustratie
22. Greshoff en Ter Braak, augustus 1935. Bijschrift van Ter Braak op achterkant: ‘“twee zure mannen” (de Lang)’



illustratie
23. Titelpagina van Scheepsjournaal van Arthur Ducroo (1943).

[p. 853]



illustratie
24. Met Gille bij dokter Maasland te Boschvoorde, begin september 1935.



illustratie
25. Jacques Gans door Erzsébet Grossová, gouache, 46,7 × 29,5 cm, 1937.



illustratie
26. Nicola Chiaromonte.



illustratie
27. Andrea Caffi, uit: Alberto Moravia/Alain Elkann, Vita di Mora via (1990).



illustratie
28. Annie Pohl.



illustratie
29. ‘Als een kat in een vreemd pakhuis’. Na aankomst in Indië, december 1936.



illustratie
30. Tekening van Du Perron door Annie Pohl, 4 juni 1936.

[p. 854]



illustratie
31. Bep met Alain voor hun planterswoning in Tjitjoeroeg.



illustratie
32. De bedienden: Rasidi en de kokkie.



illustratie
33. B.B.J. Crone en E.A.S. Crone-Loonen.



illustratie
34. Coert Binnerts en Maria Binnerts-Spikerman.



illustratie
35. Hugo Samkalden. Foto uit paspoort, uitgegeven te Buitenzorg, 5 april 1940.

[p. 855]



illustratie
36. Feicko Tissing en zijn pupil (d'Oriënt, 11 januari 1936).



illustratie
37. Johanna Petronella Mossel, de tweede vrouw van D.D.



illustratie
38. E.F.E. Douwes Dekker ofwel D.D.



illustratie
39. Het Dieng Plateau.

[p. 856]



illustratie
40. Op de Boroboedoer, temidden van de stoepa's.



illustratie
41. Singåsari bij Malang.



illustratie
42. Tempel te Kloengkoeng, Bali, met vooraan het beeld van een geld tellende Hollander.



illustratie
43. Uitgeverij A.C. Nix & Co. V.l.n.r. Maurits Frederik Nix, diens vader Karel Eduard Nix, juffrouw Poppie Bieger (secretaresse) en Willem Jacobus Nix, jongere broer van K.E. Nix.



illustratie
44. Titelpagina van De man van Lebak (1937).

[p. 857]



illustratie
45. Dr. F.R.J. Verhoeven en Ellen Verhoeven-Mingram.



illustratie
46. Alain voor hotel Papandajan in Garoet.



illustratie
47. ‘Drie palmen in de wind’, Garoet.



illustratie
48. Het meer van Leles met op de achtergrond de berg Goentoer.



illustratie
49. Bij een kratermeer met Enny de Voogt-Blume.

[p. 858]



illustratie
50. Bram Jansen in Makassar; aan de wand het portret van zijn leermeester C. van Vollenhoven.



illustratie
51. Job van Leur.



illustratie
52. Tekening van Thomas Nix in De muze van Jan Companjie (1939)



illustratie
53. Handschrift van Du Perron, brief aan L.P.J. Braat, 30 mei 1937.



illustratie
54. Mr. P.C. Bloys van Treslong Prins, door Du Perron de ‘gravenkrabber’ genoemd.

[p. 859]



illustratie
55. In de tuin van Gedong Menu, juli 1938.



illustratie
56. De bocht van de Tjiliwoeng bij Gedong Menu.



illustratie
57. Soejitno Mangoenkoesoemo.



illustratie
58. Soewarsih en Soegondo Djojopoespito.



illustratie
59. December 1938. Bijschrift op de achterkant: ‘voor Eddy du Perron, / het ernstige portret van zijn / ernstigen vriend Freddy Batten’.



illustratie
60. Op de Wajanglaan in Bandoeng, Alain met kindermeisje Leentje Anthonijsz.

[p. 860]



illustratie
61. Met Gonda Bontekoe-Jordaan.



illustratie
62. Na de ziekenhuisopname, januari 1939.



illustratie
63. D.M.G. (Marcel) Koch in zijn studeerkamer.



illustratie
64. In het fotoalbum van Du Perron: Indonesische ballingen in Boven-Digoel. V.l.n.r. bovenste rij: Maskoen met kind, Sjahrir, Sukarsih (Tjitjih) Moerwoto met een kind van Maskoen, Sutari Burhanuddin, Mohammad Hatta, Nur Arif; onderste rij: Suka Sumitro, Mohammad Bondan.



illustratie
65. Met Soewarni en Karim Pringgodigdo en hun dochter Wientje.

[p. 861]



illustratie
66. Bijeenkomst van Istri Sedar (de Bewuste Vrouw) te Buitenzorg, 10 april 1939.



illustratie
67. Met Soejitno Mangoenkoesoemo, diens vrouw Tis en zoontje Tjonnie, 19 juli 1939.



illustratie
68. Met Soejitno, mogelijk aan de Zandbaai.



illustratie
69. Afscheid op Tandjong Priok, 11 augustus 1939. Adé Tissing, Tis Mangoenkoesoemo, Eddy du Perron, mevrouw Alwi.

[p. 862]



illustratie
70. Stofomslag van Schandaal in Holland (1939).



illustratie
71. Omslag van Boris Souvarine, Stalin en het bolsjewisme (1940).



illustratie
72. Du Perron bekijkt een document in het Multatuli-museum. (Foto E. van Moerkerken)



illustratie
73. Nederland is een ‘schaapskooi’.



illustratie
74. In het pension op Laan van Meerdervoort 835.

[p. 863]



illustratie
75. Gisèle van Waterschoot van der Gracht.



illustratie
76. Bep en Alain in Bergen.



illustratie
77. Lezende in Bergen.



illustratie
78. Op zijn doodsbed.

[p. 864]



illustratie
79. Tekening van Siegfried Woldhek, 1977.



illustratie
80. Kop van Du Perron door Sylvia Willink.



illustratie
81. ‘De terugkeer van Eddy du Perron’ met illustratie van Steye Raviez.



illustratie
82. Schilderij van Dirk Wiarda.

[p. 865]

Op 6 maart 1938 bood hij hem het manuscript aan van zijn tweede boek over Multatuli, waarbij hij bereid was zelf het risico te nemen. Als Querido er binnen twee jaar de drukkosten niet zou hebben uitgehaald, zou Du Perron het tekort aanzuiveren.3590 Het was een ongehoord aanbod van een auteur die zich had voorgenomen op zijn boeken te verdienen, maar hij wilde nu eenmaal bij Querido blijven en voor Multatuli had hij alles over.3591 Het antwoord van Emanuel Querido was gezien Du Perrons royale aanbod wel erg knorrig:

‘Nu zit U ons alweer met een boek of boekje over Multatuli van 6 à 7 vel druks op de huid, terwijl wij nog middenin en dik in het tekort zitten van de man van lebak. Immers, wij schreven U 23 November 1937, dat wij aan dit boek tot op dit oogenblik nog een tekort hadden van Fl. 800. -.
Eenige belangstelling voor boeken over Multatuli is of was er wel. Maar een belangstelling zooals U zich die voorstelt en die blijkt uit het feit, dat U nu maar direct weer een klein boek over Multatuli wilt brengen, die is er op geen stukken na. Waarlijk, Geachte Heer du Perron, U zult geen enkelen uitgever vinden, die bereid is alles wat U schrijft maar dadelijk op de pers te leggen.
U vindt dit aanvullings-boek broodnoodig, maar het publiek, zelfs de kleine kern die nog wel een boek koopt, gaat zulk een boek ijskoud voorbij. Het is nu eenmaal zoo.
Uw productie en Uw wenschen om deze productie te doen uitgeven, zouden het noodzakelijk maken een zetter, een drukker en een exploitant in vasten dienst te hebben, die als werklieden tegen een salaris Uw opdrachten zoo snel mogelijk uitvoeren en zich niet te bekommeren hebben over het gaan of niet gaan van Uw publicaties.
Nu stelt U voor geen honorarium en bovendien schrijft U bereid te zijn het eventueele verlies op de uitgave na twee jaar aan te zuiveren. Ook dàt is te bezwaarlijk voor ons. Wij willen het boekje uitgeven, indien U het tekort nog in 1938 ons zoudt kunnen restitueeren.
Gelooft U ons, wij kunnen niet anders.’3592

Ondanks zijn hoge dunk van Querido's uitgaven, werd het Du Perron nu toch te machtig. Anderhalve maand eerder had hij hem zijn eerste Onzekeren-verhaal aangeboden. Omdat het om een roman ging, had Querido ongezien f 115, - geboden.3593 Maar na Querido's knorrige brief overwoog Du Perron om hun zakelijke relatie te beëindigen. Als Querido niet snel

[p. 866]

over de brug kwam, moesten ze hun contract maar annuleren.3594 Omdat De man van Lebak in Indië goed was verkocht, meende Du Perron dat de verkoop in Nederland navenant gunstig zou zijn. Dit was echter niet het geval: een jaar na de uitgave had Querido nog 900 van de 1300 exemplaren in voorraad.3595

Op een brief die Du Perron op 30 maart aan Querido schreef, antwoordde deze op zijn gebruikelijke toon: ‘Wij kunnen niet anders verklaren dan dat de wending in ons contact met een stormachtige vaart is gegaan. En dit alles omdat wij niet zoo gesteld bleken op de uitgave van Uw Multatuli-brochure, ook wijl er nog zoo'n groot ongedekt bedrag in Uw man van lebak zat. Wij hebben U voor Uw trouw aan onze firma terecht hulde gebracht. Maar achteraf moeten wij nu toch opmerken, dat die trouw niet zoo diep bleek te zitten, wanneer U over zoo'n kleinigheid als het al of niet uitgeven van Uw Multatuli-brochure ineens driftig de beenen neemt.’ Querido besloot zijn brief met de uitsmijter dat hij het eerste Onzekeren-verhaal had gelezen en dat hij hem zijn bezwaren had willen mededelen, maar nu Du Perron zich ‘min of meer’ van de uitgever had ‘losgemaakt, meenen wij ook vrijer tegenover U te staan en U zonder veel woorden mede te deelen, dat wij in de uitgave daarvan hoegenaamd niets zien’.3596

Nog voordat hij deze brief had ontvangen, had Du Perron zelf al zijn conclusie getrokken: op 4 april 1938 zegde hij definitief het contract op dat Querido het recht gaf van primeur. Voor Querido was dit aanleiding om helemaal niets meer van Du Perron te willen uitgeven.3597 Du Perron zag nu eindelijk in dat hij zich had laten leiden door een illusie. Querido had het zelfs bestaan hem f 1500, - te vragen voor de uitgave van zijn verzamelde blocnotes! Voor zo'n bedrag had je in het milde klimaat boven Soekaboemi ‘een verrukkelijk klein huis, proper en europeesch’ met honderd vierkante meter grond erbij.3598

Van Querido los, kon Du Perron zich gaan richten op andere uitgevers. Zo vond hij een geschikte Indische uitgever in K.E. Nix, met wie hij een hartelijke en vruchtbare relatie zou ontwikkelen. In november 1938 verscheen Multatuli, tweede pleidooi dan ook bij uitgeverij A.C. Nix & Co.

[p. 867]

Een ingewikkeld legaat

Waar zijn boeken zo weinig opleverden en de artikelen die hij schreef nauwelijks genoeg waren voor de dagelijkse noden, was Du Perron gedwongen op zoek te gaan naar andere bronnen van inkomsten. Nu was hij na het overlijden van zijn moeder enig aandeelhouder geworden van de n.v. Maatschappij tot exploitatie van onroerende goederen Gedong Menu. Deze Maatschappij had op 5 juli 1921 een eerste hypotheek gesloten ter waarde van f 30.000, - met een jaarlijkse rente van 7% ten laste van Emma Alida Stephanie Loonen, echtgenote van B.B.J. Crone te Tjitjoeroeg. Zoals we eerder zagen, had tante Emma in 1937 al f 11.000, - aan aflossingen betaald, zodat er nog een schuld van f 19.000, - resteerde.3599 Als onderpand voor de hypotheek die zij met n.v. Gedong Menu had afgesloten, had zij indertijd een stuk grond ingebracht dat zij in Buitenzorg bezat, gelegen tussen Hotel Dibbetz en een bankgebouw. Het was naar schatting 6580 m2 groot.3600 Omdat de hypotheek nog niet was afbetaald, was Du Perron gerechtigd zijn tante Emma te vragen het stuk grond te verkopen ter voldoening van haar schuld.

Op 1 juni 1937 - Bep was in Bandoeng - bracht Du Perron een van zijn reguliere bezoekjes aan oom en tante Crone. Hun zoon Ben was ook aanwezig. Tante Emma achtte de tijd gekomen om haar visie te geven op die grondkwestie. Du Perron had haar al herhaalde malen gezegd dat hij de zakelijke kant graag door Ben liet afdoen en dat ze van hem geen last zou hebben. Zij stond er echter op hem de papieren voor te leggen van haar aflossingen aan zijn moeder. Het was ‘niet niks’ geweest! Tamelijk zenuwachtig en gespannen zei ze tegen haar achterneef, dat hij eigenlijk geen rechten meer had, want die maatschappij bestond toch ook niet meer. Nu wilde ze die grond best wel verkopen, maar dan zou hij niet alles krijgen. Ze zou, uit de goedheid van haar hart, de opbrengst met hem willen delen.3601

Du Perron verbaasde zich over deze redenering van zijn vroom-katholieke tante. Hij schreef aan Bep: ‘De zaak interesseert mij niet, omdat het duidelijk is dat ons leven toch niet van zulke dingen afhangt. Maar hoe treffend komt dit weer uit met de religie. Ik in haar plaats, oud zijnde en met kinderen die volmaakt voor zichzelf kunnen zorgen, zou er niet over gedacht hebben iets voor mezelf te houden.’ Ben moest zich er maar eens over buigen.

Op de een of ander manier kreeg Du Perrons pleegzusje Ina lucht van de zaak. Ze had zich na haar gedwongen remigratie gevestigd in het West-

[p. 868]

Javaanse dorpje Plered, in de buurt van Poerwakarta. Eén keer had ze in Tjitjoeroeg haar opwachting gemaakt. Bep had toen Ina's voorkomen en brutale optreden met verbijstering gadegeslagen. Zij was namelijk ‘geschilderd in alle kleuren van de regenboog’ en had met schelle stem gesproken over ‘Slauerhoff’ en ‘Darja die nu wel wat knapper lijkt dan vroeger’. Ze had een jurk gedragen ‘bedrukt met grammofoonplaten en daar hupsch afgevallen notebalken’.3602 Op 6 november 1937 ontving Du Perron een schrijven van zijn pleegzusje waarin zij aandrong op verkoop van de grond en haar erfdeel opeiste.3603 Hij schreef haar per omgaande terug:

‘Mejuffrouw,
Uw onbevoegd deurwaardersbriefje bereikte mij vanmorgen. Daar u niet voor uitleg vatbaar bent en ik tijd noch lust heb om nog eens over te beginnen, raad ik u aan zoo spoedig mogelijk uitvoering te geven aan uw bedreiging.
Overigens zou ik nu eindelijk wel van u willen hooren wat ik u schuldig ben voor de vijf pakjes thee die u mij naar Tjitjoeroeg zond.
Tenslotte is het misschien niet overbodig u te zeggen dat ik voortaan definitief gevrijwaard wensch te blijven voor uw bezoeken.’3604

Hierop schakelde Ina een advocaat in, die Du Perron nog van vroeger kende. Zijn naam was L.J.C. Kastelijn. Omdat er wel degelijk een legaat van wijlen mevrouw Du Perron aan Ina was, dat samenhing met de afbetaling van de schuld, stelde Kastelijn een schikking voor.3605 Du Perron stelde Ben Crone op de hoogte van deze nieuwe ontwikkeling. Deze reageerde vol begrip:

‘Beste Eddy,
Je schryven in orde ontvangen en zie ik daaruit, dat Ina je niet met rust laat. Ik voor my, zou me daar echter heusch niet druk over maken. Mr. Kasteleyn kun je altijd zeggen, dat jy nog steeds bezig bent, om het terrein te verkoopen, doch dat jy natuurlyk van jouw kant het niet direct voor een appel en een ei van de hand wil doen.
Wat ons betreft, heb je natuurlyk de geheele zeggenschap over bedoeld stuk grond. Ik voor my, geloof niet, dat er op een accoordje behoeft te worden aangestuurd, zooals Kasteleyn het zoo graag zou willen. Je testament zegt het toch duidelijk genoeg, dat die groen en geel geverfde Ina desnoods mag verkleuren, zoolang jy de bedoelde terreinen
[p. 869]
niet verkocht hebt. Immers alleen by te maken baten van genoemde hypotheek, zou Ina pas recht hebben van spreken en zoolang dit niet gebeurd is, dient zy het af te wachten, en kan in geen geval de zaak dwingen.
Nu Eddy, met beste groeten ook aan Bep,
Steeds yours,
Ben.’3606

Van verkoop kon echter geen sprake zijn zolang alle ter zake doende stukken nog niet terecht waren. In de loop van 1938 nam Du Perron mr. L.J. Welter (1910-1943) in de arm. ‘Kriek’ Welter, zoals hij werd genoemd, was werkzaam als adjunct-referendaris bij de Algemene Secretarie in Buitenzorg. Hij slaagde erin de hypotheekakte in de archieven op te sporen, zodat het ernaar uitzag dat de grond kon worden verkocht. Maar het feit dat dit onderpand niet op naam van Du Perrons moeder stond, maar op naam van de n.v. Gedong Menu, zorgde voor een bureaucratische complicatie.3607 Bij Du Perrons vertrek uit Indië in augustus 1939 was alles juridisch nog niet rond. Kriek Welter zou Du Perrons belangen behartigen, maar door het uitbreken van de oorlog is de zaak blijven liggen. Wel had Du Perron van Ben Crone een voorschot van duizend gulden gekregen. Meer zat er niet in.3608

‘Geloof tòch aan het leven’

Du Perron kreeg het geregeld op zijn heupen van de Crones en hun ‘imbeciele verheerlijking en opklaring bij elke rang en titel die er valt’. Af en toe liet hij die sfeer achter zich om een kopje thee te drinken in een pension met een koepeltje en een goddelijk uitzicht, Villa Panorama: het Feuilleraie van Tjitjoeroeg.3609 Daar zat hij op 2 juni 1937 te mijmeren hoe hij aan de gemaakte reis over Java en Bali zou kunnen verdienen door er een serie artikelen over te schrijven. Ook wilde hij een langer bezoek brengen aan Tjilatjap. Daar woonde nog een ver familielid, namelijk George Johan Pieter du Perron (1871-1952), wiens vader Pieter Johannes de jongste zoon was van Eddy du Perrons overgrootvader Louis du Perron.3610 In mei had hij zijn ‘oom George’ vluchtig gezien en afgesproken dat hij later zou komen logeren. Die belofte werd nu ingelost: hij vertrok, zonder Bep en Alain, op 21 september 1937 en was op 26 september terug in Tjitjoeroeg.

[p. 870]

In Tjilatjap deed de vrouw van oom George uitvoerig uit de doeken hoe ze bestolen waren. Immers, Pieter Johannes du Perron was de ‘radja van Tjilatjap’ geweest. Als enige daar wonende Europeaan had hij van alles bezeten: huizen, gronden met klappers en onbebouwde grond. Er waren allerlei eigendomspalen die daarvan tot op de dag van vandaag het bewijs vormden. s.s.-station, b.p.m., kerkhof: het was allemaal ‘duPerrons-grond’. Maar op een dag was het gevecht begonnen. Iemand van het bestuur wilde een riool aanleggen vlakbij het erf van de Du Perrons. Tante wilde daar een stokje voor steken, maar toen de zaak werd uitgezocht, waren alle verkoopakten onvindbaar. Pieter Johannes verscheen haar in een droom en breidde zijn armen links en rechts uit om de omvang van zijn bezit aan te geven. Het was allemaal duPerrons-grond, maar het gouvernement had die grond verkwanseld. Ze waren beroofd door Chinezen en Javanen in samenwerking met het gouvernement en het kadaster.

Tante klampte zich vast aan de illusie dat er op een dag gerechtigheid zou geschieden: ‘Er zijn inlanders die zweren wilden dat alles van oude duP. was. Er zijn Chinezen die narekenen hoeveel er teruggegeven moet worden. Zaak v. millioenen!’ Men had haar altijd voorspeld dat zij rijk zou worden. Oom was nooit rijk geweest. Veertig jaar lang was hij van zijn erfenis beroofd en hij reed nu in een sadootje rond, terwijl de dieven auto's bezaten. Eddy du Perron luisterde naar zijn furieuze tante en knikte op de juiste momenten. Het verhaal klonk hem bekend in de oren. Het was een verhaal dat hoorde bij zijn familie, een verhaal in het genre ‘poëtische kolder’. Hij zag er de poëzie van de provincie in, de vervorming van de provincie.3611 Zelf moest hij zeker niet aan dit soort illusies blijven hangen, maar op zoek gaan naar een betrekking.

 

Op zondag 13 juni 1937 maakte Du Perron kennis met dr. F.R.J. Verhoeven (1905-1987), die sinds 1936 als landsarchivaris de leiding had over het Landsarchief van Nederlandsch-Indië. Verhoeven was al over Du Perron onderhouden door Hein Groeneveldt en Feicko Tissing. De kennismaking met Du Perron vond plaats tijdens een etentje in de Chinese wijk Glodok, waarbij ook mevrouw Verhoeven en Feicko Tissing en zijn vrouw aanwezig waren. Na het eten gingen ze naar een balavond in Hotel Des Indes, waar ze tot twee uur 's nachts bleven. Voor een aanstaande reorganisatie van het archief kon Verhoeven met ingang van 1 januari 1938 enkele daggelders in dienst nemen. Hoewel hij eigenlijk eerder aan de slag wilde, nam Du Perron graag een optie op dit baantje. Zijn aanstaande chef was hem beschreven als ‘dikdoenerig’, maar dat viel erg mee. Hij behoorde

[p. 871]

zeker niet tot de Indische prollen en Du Perron dacht dat hij goed met hem zou kunnen opschieten.3612

Op het moment dat hij met Verhoeven sprak, bestond ook nog de mogelijkheid dat er op 1 juli of 1 augustus een baantje bij Justitie zou vrijkomen. Toen dat niet doorging, leefde Du Perron toe naar het archiefbaantje als een welkome onderbreking van zijn gesappel als scribent. Hij zou als daggelder zes gulden per dag verdienen, wat neerkwam op f 165, - traktement per maand. In het dure Batavia waar hij dan zou moeten gaan wonen, was dat niet veel, maar alle beetjes hielpen.3613 In de tussentijd zou hij de fundamenten leggen voor zijn reeds lang voorgekookte serie novellen De Onzekeren. Het eerste verhaal zou gaan over de achttiende-eeuwse Friese regent Onno Zwier van Haren. Daarna zouden verhalen volgen over Dirk van Hogendorp, een kleinzoon van Van Haren, en verhalen over Napoleontische officieren.3614

Omdat Bep zich in Tjitjoeroeg niet erg lekker voelde, besloten de Du Perrons het huis van de Crones te verlaten. Voordat ze zich in het warme Batavia zouden vestigen, zouden ze eerst een paar maanden in het hooggelegen Garoet gaan wonen. Du Perron verheugde zich er bij voorbaat op. Het vriendelijke bergstadje was zeer in trek bij toeristen, die het de bijnaam ‘mooi Indië’ hadden gegeven. Het landschap van Garoet deed Du Perron denken aan smaragd, maar de vlakte van Leles, voordat je Garoet binnenreed, was vaak een topaas.3615 Bij een verkenning van het stadje hadden de Du Perrons ontdekt dat Hotel Papandajan vol pension aanbood voor f 160, - per maand voor hen drieën. Daarvoor hadden ze dan twee ruime kamers en een voorgalerij met stromend water. Dit was minder dan ze in Tjitjoeroeg moesten uitgeven aan huur, voedsel, bedienden, enz.3616

Bep zag uit naar Garoet als naar een therapie. Zij en Eddy zwoeren elkaar een dure eed dat ze met niemand zouden aanpappen en vooral planters uit de weg zouden gaan. ‘Geen lullerij meer over de prachtige opkomst van Duitschland met deze bulkende idioten, of over traktement.’3617 Op 13 oktober 1937, aan het begin van het regenseizoen, namen ze hun intrek in Hotel Papandajan. Het viel niet mee. Garoet kon ‘een waar tochtgat’ zijn als ‘de wind van de bergen’ loskwam.3618 Misschien was het de overgang die hun parten speelde. Het ergste was echter dat Bep na een goede week ‘compleet overstuur’ was. Du Perron meldde het nieuwe malheur aan Ter Braak: ‘Alles valt haar tegen; met de bedienden omgaan kan ze absoluut niet, want die ergeren haar; de menschen vindt ze hier vrijwel doorloopend afschuwelijk, Batavia is voor haar een “cloaak”, ver-

[p. 872]

der is het heele klimaat hier - maar zeker op Batavia - voor haar een hel; en zij gelooft dat ze hier “manisch-depressief” zal eindigen.’3619

Het was in deze ellendige toestand dat Du Perron zijn laatste gedicht schreef. Ook in zijn begintijd in Tjitjoeroeg had zijn dichtader gevloeid. Hij had toen negenentwintig strofen geschreven van de poëtische vertelling De grijze dashond. Dit was in grote trekken een nocturnaal gedicht geweest en hier in Garoet ontstond, als het ware de profundis, opnieuw een nachtgedicht, met toch nog een schijnsel van hoop:

Garoet bij nacht
 
Drie palmen in het duister, drie palmen in de wind.
 
Gefluister, klein gefluister, klanken die men verzint.
 
 
 
De maan is door de wolken bedekt, bedekt: een schicht
 
treft, onder 't zwarte kolken, soms 't hele nachtgezicht.
 
 
 
Damars, ketapangbomen zijn angstig saamgeplet,
 
boven wat men hoort stromen, tot een kompakt boeket.
 
 
 
Daarachter zijn de bergen versmolten met de lucht,
 
en wat zich moest verbergen is lang daarheen gevlucht.
 
 
 
Het dorp is hier gebleven, vervaald en uitgespreid.
 
Geloof tòch aan het leven, het heeft ons soms verblijd.
 
 
 
Nog klinken paardehoeven, nog doet hier wat hij kan,
 
met ratels voor de boeven, een soort van klepperman.
 
 
 
Vergaan doet elke luister, met de ogen van het kind.
 
Gefluister, o gefluister. Drie palmen in de wind.3620

‘Geloof tòch aan het leven’: Bep bezat dat geloof wel, maar niet in Indië.3621 Du Perron stelde nu alles in het werk voor een terugkeer naar Europa.3622 Hij hield zijn hart vast wanneer ze in het warme Batavia moesten wonen. Dát zou voor Bep pas de ware hel zijn! Wel had zij het over Bandoeng gehad als mogelijke woonplaats, want daar voelde zij zich altijd veel vitaler. Moesten ze er dan een dubbele huishouding op nahouden? Ter Braak gaf zijn vriend het dringende advies een jaar lang dat archiefbaantje te

[p. 873]

doen, dan kon hij bij terugkeer in Europa ten minste terugvallen op een getuigschrift.3623 Toch was het Ter Braak die hem spoedig daarna kon wijzen op een mogelijkheid die misschien wel beter was: Victor van Vriesland zou per 1 januari 1938 vertrekken als letterkundig redacteur van de nrc. Ter Braak had meteen een brief geschreven aan hoofdredacteur P.C. Swart om Du Perron voor het baantje aan te bevelen. Hij had onder meer Du Perrons kronieken in het Bataviaasch Nieuwsblad genoemd als ‘voortreffelijke exposé's, die duidelijk en boeiend zijn’.3624

Du Perron had er wel oren naar. Mede gezien Beps toestand was een terugkeer naar Europa een welkom perspectief. Hij stuurde Swart een sollicitatiebrief en voegde er al zijn Bataviase kronieken bij.3625 Het was vergeefse moeite, want de nrc had zijn zinnen gezet op Simon Vestdijk, hoewel deze niet had gesolliciteerd.3626 Van Vriesland had Greshoff desgevraagd al laten weten dat hij bereid was te wijzen op Eddy's ‘groote begaafdheid’, maar hij zou weinig kans maken, omdat ‘zoowel zijn richting als zijn toon weinig overeenkomen met wat de Hoofdredactie zoekt’.3627 Zodra Du Perron hoorde dat de voorkeur uitging naar Vestdijk had hij er vrede mee.

Op 1 januari 1938 schreef hij Vestdijk een brief waarin hij hem op voorhand feliciteerde met zijn benoeming en tegelijk zijn diensten aanbood als freelance medewerker. Door de brouille met Van Vriesland na ‘die idiote Slauerhoff-opstokerij’ had hij de laatste jaren geen besprekingen meer aan de nrc bijgedragen. Dat chapiter kon nu dus worden afgesloten.3628 Op 19 mei 1938 verscheen Du Perrons eerste recensie onder het nieuwe bewind.3629 Ook Bep, die wel mondjesmaat voor de nrc was blijven schrijven, voelde zich gestimuleerd om meer besprekingen op zich te nemen.3630

 

Er zat voor de Du Perrons niets anders op dan er voorlopig maar het beste van te maken in Indië. Na Bep was ook Eddy du Perron zelf weer gaan sukkelen met zijn gezondheid. In Garoet kwam aan het licht dat hij een amoebedysenterie had opgelopen. De amoeben waren bestreden met een emetinekuur, waartoe hij elke ochtend een prik kreeg toegediend. Pijnlijker was een negenoog die met een zuigklok moest worden schoongemaakt. Ten slotte had hij op bed gelegen met een vijfdaagse koorts.3631 Door zoveel ongemak en ziekte bezocht, slaagde hij er niet in twee verhalen van De Onzekeren te schrijven, zoals hij zich had voorgenomen. Maar wel lukte het hem het eerste verhaal te schrijven, althans in een eerste versie, en een deel van het tweede verhaal.3632

Het Garoetse isolement kwam Du Perron goed uit: hij kon zich volledig

[p. 874]

concentreren op de achttiende-eeuwse geschiedenis die de grondslag vormde van zijn verhaal. Maar Bep en hij waren in Garoet niet van alle contact verstoken; al spoedig hadden ze kennis gekregen aan een zeventigjarige oud-planter, Jack de Voogt, die getrouwd was met Anna Blume, een zesentwintigjarige van gemengd bloed die luisterde naar de roepnaam Enny. De planter was een groot liefhebber van Greshoffs gedichten, waarvan hij de mooiste door zijn vrouw liet overschrijven. Tevens was hij steward bij de plaatselijke renvereniging. Enny de Voogt-Blume was een bewonderaarster van het werk van Du Perron, waarmee ze had kennisgemaakt op de kweekschool in Soerabaja.3633

Zolang ze niet over politiek praatten, kon Du Perron het goed vinden met planters; vermoedelijk behoorde Jack de Voogt tot de categorie van de kleurrijke figuren met de mooie verhalen. Maar absoluut allergisch was Du Perron voor de dame die hem zo bewonderde en die door Bep wat ‘groezelig’ werd gevonden. Enny de Voogt-Blume nam het gezin Du Perron mee op sleeptouw naar bezienswaardigheden in de buurt, zoals de stomende Kawah Kamodjang op de westelijke helling van de Goentoer en het heilige meer van Leles.3634

Na het vertrek van de Du Perrons uit Garoet liet Enny de Voogt hen niet los. Zo troonde ze Bep en Alain mee naar de paardenrennen in Buitenzorg, nadat Eddy zich haastig uit de voeten had gemaakt. Ze dacht ook erg na over zijn lot en stelde hem voor om starter bij de races te worden. Het was een ideale betrekking met veel vrije tijd en een zeer redelijk salaris! Het was niet precies het baantje waar hij op zat te wachten.3635

3573Zie ook: Hodinius, ‘E. du Perron en zijn uitgevers (ii)’.
3574Brieven vii, p. 117 (15-9-1937 aan A.A.M. Stols). De goedkope tweede druk, die in juli 1937 was verschenen, was in een mum van tijd uitverkocht.
3575Brieven vi, p. 365-366 (3-3-1937 aan uitgeverij Querido).
3576Vgl. Brieven vi, p. 371 (4-3-1937 aan J. Greshoff).
3577Bw iv, p. 105 (12-3-1937).
3578Brieven vi, p. 375, 402 (4-3 en 27-3-1937 aan J. Greshoff).
3579Querido deed dit aanbod in een (verloren gegane) brief van 13-3-1937, waarop DP op 27-3-1937 antwoordde. Vgl. Em. Querido aan DP, 5-4-1937 (coll. mr. A.E. du Perron).
3580Em. Querido aan DP, 5-4-1937 (coll. mr. A.E. du Perron).
3581Brieven vi, p. 417 (14-4-1937 aan J. Greshoff); Bw iv, p. 124 (14-4-1937).
3582DP aan Em. Querido, 14-4-1937 (coll. mr. A.E. du Perron).
3583Brieven vii, p. 50-51 (30-7-1937 aan G.M.G. Douwes Dekker).
3584Vgl. Brieven vii, p. 54, 64 (3-8 en 7-8-1937 aan G.M.G. Douwes Dekker resp. H. Marsman).
3585Brieven vii, p. 134-135 (6-10-1937 aan J. Greshoff).
3586Brieven vii, p. 235, 247 (12-12 en 23-12-1937 aan J. Greshoff).
3587Hij gaf Bep een exemplaar met de opdracht: ‘Voor Bep / als herinnering aan Tjitjoeroeg / en haar offervaardigheid / toen ik werkte aan het portret / van dezen “rivaal.” // Eddy // Batavia, Dec. '37.’ (Coll. mr. A.E. du Perron.)
3588Het boek kwam uit in augustus 1938. Vgl. opdracht aan Bep: ‘Voor Bep // Voor wie dit soort verhalen / Had van jongsaf zo lief. / Maar ach, dit kan niet halen / Bij wat is “kreatief”. // E. // Aug. '38.’ (Coll. mr. A.E. du Perron.)
3589Brieven vii, p. 252 (31-12-1937 aan H. Marsman).
3590Brieven vii, p. 300 (6-3-1938 aan J. Greshoff).
3591Hodinius schrijft terecht: ‘de zoveelste knieval voor Querido in successie, een daad waarmee hij de geloofwaardigheid van zijn dreigementen en daarmee zijn onderhandelingspositie, alleen maar verder uitholde. [...] in de laatste plaats betekende het voorstel van Du Perron dat hij wederom de ooit afgezworen status van “betalend auteur” aannam’. Hodinius, ‘E. du Perron en zijn uitgevers (ii)’, p. 192.
3592Em. Querido aan DP, ongedateerd [maart 1938] (coll. mr. A.E. du Perron).
3593Brieven vii, p. 270 (24-1-1938 aan S. Vestdijk); Bw iv, p. 238 (2-2-1938).
3594Bw iv, p. 284 (21-3-1938).
3595Hodinius, ‘E. du Perron en zijn uitgevers (ii)’, p. 192.
3596Em. Querido aan DP, 6-4-1938 (coll. lm).
3597Bw iv, p. 298, 312 (4-4 en 19-4-1938).
3598Brieven vii, p. 360 (8-5-1938 aan J. Greshoff).
3599Na de dood van Du Perrons moeder waren de aflossingen gestaakt. Waarschijnlijk is toen ook de rente niet meer betaald.
3600‘Gegevens betreffende hypotheekkwestie Du Perron’, 21-12-1949 (coll. mr. A.E. du Perron); brief van E.G. du Perron-de Roos aan Dolf Simons, 23-9-1949 (coll. erven mr. F. Simons). Het stuk grond was ‘vermoedelijk het perceel Eigendom verpondingsnummer 1780, groot ± 6580 m2, en plaatselijk bekend als gelegen aan de Binnenweg, volgens Kadastrale Verklaring nr. 36, gedagtekend Buitenzorg, 13 Februari 1948’.
3601DP aan E.G. du Perron-de Roos, 1-6-1937.
3602Vgl. Brieven ix, p. 237 (E.G. du Perron-de Roos aan A.C. Greshoff-Brunt, 4-12-1937). Darja Collin had in augustus 1937 een toernee door Indië gemaakt. DP sprak met haar op 29-8-1937 over Slauerhoffs einde. Zie: Brieven vii, p. 94 (29-8-1937).
3603Brieven vii, p. 180 (6-11-1937 aan J. Greshoff).
3604DP aan Bétina Koch, 6-11-1937 (coll. mr. A.E. du Perron).
3605E.G. du Perron-de Roos aan F. Simons, 28-1-1948 (coll. erven mr. F. Simons).
3606B.B. Crone aan DP, 29-11-1937 (coll. lm). De brief is getikt op briefpapier van de n.v. Assam theefabriek Tjitjoeroeg, waar Crone werkte.
3607E.G. du Perron-de Roos aan Dolf Simons, 23-9-1949 (coll. erven mr. F. Simons). Toen de zaak vastliep, wilde Ben Crone advocaat Kastelijn weer op de zaak zetten. DP vond Kastelijn weliswaar een handig advocaat, maar hij vertrouwde hem niet. Zie: Brieven viii, p. 527 (12-3-1940 aan L.J. Welter). In de eerder aangehaalde brief van E.G. du Perron-de Roos aan F. Simons schrijft zij over Kastelijn: ‘Het is het genre advocaat, schreef Eddy eens aan Kriek Welter, dat een hoop voor je doen kan als hij werkelijk je belang op het oog heeft, maar niet tegen een streek opziet als hij [er] langs een of andere achterdeur profijt van kan trekken.’
3608E.G. du Perron-de Roos aan F. Simons, 28-1-1948 (coll. erven mr. F. Simons). Op 3 september 1940 vond ten overstaan van een rechter-commissaris uit de Raad van Justitie te Batavia het royement plaats van de hypotheek die gesloten was ten behoeve van wijlen E.A.S. Crone-Loonen. Nadere gegevens omtrent dit royement waren niet meer te vinden. (‘Gegevens betreffende hypotheekkwestie Du Perron’, 21-12-1949, coll. mr. A.E. du Perron.) Dolf Simons, die in 1949 ter plaatse de zaak voor zijn nicht Bep onderzocht, bleef met twee vragen zitten: ‘de vraag “wie is daarbij [bij het royement] namens de n.v. “Gedong Menu” opgetreden”, want er moet iemand kwijting van de schuld hebben verleend, anders kan die roya niet plaats gevonden hebben, en een andere vraag: “wie heeft de aflossing van de hypotheek ontvangen en waar is dat geld gebleven?”.’ Omdat de grond kennelijk niet verkocht was, had Welter wellicht een ‘minnelijke regeling’ bewerkt en het geïncasseerde geld overgedragen aan een Commissie voor Rechtsverkeer in Oorlogstijd (Dolf Simons aan E.G. du Perron-de Roos, 21-12-1949, coll. lm).

3609DP aan E.G. du Perron-de Roos, 2-6-1937. Zie ook: Brieven vii, p. 69 (9-8-1937 aan J. Greshoff).
3610Zie: Snoek, Manhafte heren en rijke erfdochters, p. 44, 84-85 (noot 62).
3611Dagboekaantekeningen (coll. lm, Onzekeren-map; coll. mr. A.E. du Perron). Vgl. Brieven viii, p. 192 (29-5-1939 aan F.E.A. Batten). De vrouw van G.J.P. du Perron was Alestina Rudolphine du Perron-van Ligten (geb. 1881); zij werd “tante Dolly” genoemd.
3612DP aan E.G. du Perron-de Roos, 14-6-1937.
3613Brieven vii, p. 46, 102 (30-7 en 1-9-1937 aan F.E.A. Batten).
3614Brieven vii, p. 105 (1-9-1937 aan F.E.A. Batten); Snoek, ‘De romantische bronnen van “De Onzekeren”’, p. 25-26.
3615Dagboekaantekeningen (coll. lm, Onzekeren-map). Een mooi beeld van Garoet is te vinden in: Ernst Drissen (ed.), Vastgelegd voor later. Indische foto's (1917-1942) van Thilly Weissenborn, Amsterdam: Sijthoff 1983.
3616Brieven vii, p. 124 (17-9-1937 aan J. Greshoff). Op 20-6-1937 hadden Bep en Eddy du Perron Garoet ter verkenning bezocht. Zie: DP aan E.G. du Perron-de Roos, 2, 9 en 19-6-1937.
3617Brieven vii, p. 132 (6-10-1937 aan J. Greshoff).
3618Brieven vii, p. 141 (15-10-1937 aan J. Greshoff).
3619Bw iv, p. 188-189 (23-10-1937).
3620Vw i, p. 122; dagboekaantekeningen (coll. mr. A.E. du Perron); Brieven vii, p. 157-158 (23-10-1937 aan J. Greshoff).
3621Vgl. Brieven vi, p. 493 (23-6-1937 aan J. Greshoff): ‘Bep zegt: ze heeft hààr “formule” voor dit land gevonden: nl. dat het een zalig land is om in te reizen en een afschuwelijk land om in te wonen.’
3622Brieven vii, p. 154 (23-10-1937 aan J. Greshoff); Bw iv, p. 189 (23-10-1937).
3623Bw iv, p. 191-192 (30-10-1937 aan TB; 2-11-1937 aan DP).
3624Bw iv, p. 214 (9-12-1937).
3625Bw iv, p. 218 (20-12-1937).
3626Bw iv, p. 220 (23-12-1937).
3627V.E. van Vriesland aan J. Greshoff, 9-12-1937. Van Vriesland voegde daaraan toe: ‘Begrijp goed, dat de bezwaren niet van mijn kant komen. Ik bemoei mij zoo weinig mogelijk met mijn opvolging.’
3628Door de brouille met Van Vriesland na ‘die idiote Slauerhoff-opstokerij’ had hij de laatste jaren geen besprekingen meer aan de nrc bijgedragen.
3629Bespreking van André Suarès, Trois grands vivants: Cervantes-Tolstoi-Baudelaire (niet in Vw).
3630In 1936 had Elisabeth de Roos twee recensies in de nrc gepubliceerd, in 1937 drie; in 1938 zouden dat er elf worden.
3631Bw iv, p. 200, 215 (18-11 en 12-12-1937); Brieven vii, p. 201 (25-11-1937 aan J. Greshoff).
3632Brieven vii, p. 167, 210 (29-10 en 30-11-1937 aan J. Greshoff resp. H. Marsman). Het typoscript van het eerste verhaal telde 106 bladzijden.
3633Bw iv, p. 203 (20-11-1937); Brieven vii, p. 370 (9-5-1938 aan A. Roland Holst); Brieven viii, p. 13 n (5-12-1938 aan A.M. de Voogt-Blume); DP aan E.G. du Perron-de Roos, 29-11-1937; foto's coll. mr. A.E. du Perron.
3634Foto's coll. mr. A.E. du Perron (ter vergelijking: Ernst Drissen (ed.), Vastgelegd voor later, p. 18, 108 en 147). In het meer van Leles bevindt zich het vleermuizeneilandje dat wordt beschreven aan het einde van Couperus' roman De stille kracht.
3635Brieven vii, p. 370 (9-5-1938 aan A. Roland Holst). Er zijn twee brieven van DP aan A.M. de Voogt-Blume bewaard gebleven. Hieruit blijkt dat zij hem als schrijver bij het ‘hoge’ indeelde, welke karakteristiek DP vriendelijk doch beslist afwees. Zie: Brieven viii, p. 13-14, 18-19 (5 en 7-12-1938).