[p. 7]

Voorwoord

Toen ik in de herfst van 1936 besloot mij als vrijwilliger voor de verdediging van de Spaanse republiek te melden, had ik daarvoor verschillende redenen. Voortdurend had ik in mijn geschriften tot een daadwerkelijke strijd tegen het fascisme opgeroepen, en wanneer ik dan nu in de kranten las hoe, voor de eerste maal, bij de internationale brug van Irun, vrijwilligers uit vele landen inderdaad hun leven ingezet hadden, leek het mij lafheid zelf aan de kant te blijven staan. Ik was diep teleurgesteld, en bijna wanhopig, door wat ik op mijn reis met André Gide in de Sowjet-Unie gezien had, maar deze teleurstelling verzoende mij allerminst met de kapitalistische wereld, en ik was meer dan ooit overtuigd, dat een overwinning van Franco slechts het begin van een wereldoorlog en een dodelijke bedreiging van iedere vrijheid door het nationaal-socialisme zou betekenen. Ik meende bovendien, dat de misstanden in Rusland een gevolg waren van de isolatie der Sowjet-Unie binnen een reactionaire wereld, en dat een overwinning van het zoveel individualistischer en vrijheidslievender Spaanse volk noodzakelijkerwijze een vernieuwing van het hele revolutionaire socialisme ten gevolge zou hebben.

Eenmaal in Spanje schreef ik regelmatig persoonlijke brieven aan mijn vrouw in Holland, die door haar, in samenwerking met Uitgeverij Contact, zonder dat ik het wist, maar zeker niet tegen mijn wil, in brochurevorm gepubliceerd werden. Deze ‘brieven uit Spanje’ hadden zoveel succes, dat ze later door de uitgeverij gebundeld werden in een boek: De Spaanse tragedie, waarvan achtereenvolgens een Franse, een Engelse, een Zweedse, een Poolse en een Esperanto-uitgave het licht zagen.

In deze boekuitgave voegde ik nu aan de oorspronkelijke brieven een voorwoord en een nawoord toe, met mijn politieke stellingname zoals deze er na afloop van de burgeroorlog uitzag, mijn ongewijzigde afwijzing van alle nationaal-socia-

[p. 8]

lisme, fascisme, imperialisme, kolonialisme en kapitalisme, maar ook mijn definitieve breuk met het communisme en de Sowjet-Unie, mede als gevolg van mijn ervaringen in Spanje. Hoewel de grote hoofdlijnen van wat ik in dat voor- en nawoord schreef mij nog steeds juist schijnen, is het toch begrijpelijk dat het vele wat ik sindsdien over de burgeroorlog las, en het veranderde perspectief waaruit wij na zoveel jaren deze gebeurtenissen zien kunnen, ook mijn politieke inzichten van destijds niet in alle opzichten ongewijzigd hebben gelaten. Het komt mij thans voor, dat niet mijn, begrijpelijkerwijs door affect gekleurde, meningen van die dagen het belangrijkste waren in mijn boek, maar het beeld dat ik daarin zo eerlijk mogelijk gegeven heb van mijn kameraden achter het front en in de loopgraaf. Het komt mij voor dat dit beeld de lezer des te beter in staat zal stellen zich een eigen mening te vormen, naarmate ik de mijne minder op de voorgrond stel.

Daarom waren de uitgever en ik van mening, dat het bij deze heruitgave beter was uitsluitend de eigenlijke brieven en essays uit Spanje te herdrukken, en van het achteraf geschreven voorwoord slechts de volgende regels, die het duidelijkst uitdrukken wat mijn bedoelingen bij het schrijven van De Spaanse tragedie geweest zijn:

‘Het is niet als intellectueel, maar in de eerste plaats als frontsoldaat, dat ik tot u wil spreken. En dan moet ik voor alles vaststellen, dat er een vrij grote tegenstelling bestaat tussen het front en het achterland, een vrij grote verontwaardiging onder de mannen in de loopgraaf over de politiek die achter het front gemaakt wordt. De soldaten hebben, terecht of ten onrechte, de indruk, dat allen die het werkelijk met hun idealen meenden, reeds in de eerste dagen naar het front gegaan zijn en dat de politieke tegenstellingen achter het front opgeblazen en in stand gehouden worden door politici, die in het voortbestaan van deze tegenstellingen hun levensbestaan vinden en de kans om niet zelf naar het front gezonden te worden. De oorspronkelijke politieke tegenstellingen zijn door het gemeenschappelijke leven aan het front meer en meer verdoezeld, alleen de wil tot de overwinning is gebleven en men zou de algemene stemming der frontsoldaten kunnen samenvatten in de woorden van Durutti: “Wij zijn bereid desnoods alles te verliezen, alleen niet de oorlog”.

[p. 9]

‘De mannen in de loopgraven, dat is het volk zelf, dat zijn de eenvoudige arbeiders, boeren en kleinburgers van Spanje, zij behoren in vele gevallen tot de een of andere partij zonder dat zij het programma van deze partij inderdaad kennen of begrijpen; wanneer men het verstaat achter de leuzen te kijken die zij van buiten geleerd hebben, dan vindt men in hun harten geen economisch of politiek systeem maar uitsluitend een aantal redelijke, algemeen menselijke verlangens.

‘Deze verlangens zijn echter veel minder dan men algemeen aanneemt bepaald door directe economische belangen. De arbeider wie het er alleen om te doen zou zijn als een kleinburger te wonen, zou het geen maanden lang uithouden in de verluisde onderstanden van de loopgraaf. De boer die alleen voor zichzelf een beter leven zocht, zou niet bereid zijn dat leven vrijwillig iedere dag opnieuw op het spel te zetten. Wie de jeugd voor zich wil winnen door uitsluitend op haar verlangen, haar vermaak of haar verstrooiing te speculeren, verliest de jeugd, omdat zij alleen door het overschrijden van haar belangen, door moed en opoffering, haar waarde aan zichzelf en aan de buitenwereld kan bewijzen. De haat van een gehele jeugd tegen het “redelijke” pacifisme, is te verklaren uit de speculatie der pacifisten op haar angst en lafheid. Zo slaat een jongen die iets waard is de verzenen tegen de prikkels wanneer zijn vader hem redelijk tracht aan te tonen, dat de kruidenierszaak beter aan zijn belangen beantwoordt dan het kunstenaarsberoep waarin je honger moet lijden.

‘Het proletariaat echter is de jeugd der mensheid die haar waarde nog aan zichzelf en de mensheid moet bewijzen. Juist dit is het verschil tussen de tot socialistische held geproclameerde Stachanow-arbeider en de werkelijke, onbekende, socialistische helden in gevangenissen, concentratiekampen, op de barricade en in de loopgraaf, dat hun daad in zoverre irrationeel is als zij slechts het tegendeel van persoonlijk voordeel of begunstiging boven anderen voor hen kan brengen.

‘Ongetwijfeld verwachtte de Spaanse arbeider dat, na de overwinning, zijn gezin minder honger zou lijden en beter zou wonen dan vroeger, dat er voor zijn kinderen een betere weg open zou staan naar de toekomst. Maar de haat tegen de grondheer, die temidden van hun hutten in zijn paleis woont, komt niet, zoals de bourgeoisie meent, uit de wens voort om

[p. 10]

ook zelf in zo'n paleis te wonen (u had de opmerkingen van mijn boerenjongens eens moeten horen als ik hen rondleidde door het paleis van de Alianza), hij is veel meer een morele haat die voortvloeit uit het beledigde rechtsgevoel, dat een dergelijk onderscheid voor hun eigen menselijke waardigheid niet kan dulden. Niet omdat hij hen uitbuitte, schoten mijn boeren uit Jaen1 hun meester dood, maar omdat hij het verdomde ooit persoonlijk met hen te spreken en hun slechts antwoordde door de mond van zijn secretaris.

‘Achter de politieke camouflage richten de werkelijke verlangens dezer mensen zich eenvoudig op meer liefde, meer vrijheid, meer rechtvaardigheid, meer cultuur en een klein beetje minder honger.

‘Het komt mij voor, dat de werkelijke wensen der massa welke zich achter de theorieën verschuilen, in werkelijkheid vrij bescheiden zijn en binnen de grenzen ener democratische republiek met moderne uitbating der produktieve krachten en bodemrijkdommen van het land, inderdaad bevredigd zouden kunnen worden. De praktijk van een democratie met politieke vrijheid, arbeidersbescherming en levensniveau zoals men die b.v. in Noorwegen vindt, zou ongetwijfeld de overgrote meerderheid der soldaten die nu in de loopgraaf staan een sprookjesachtig paradijs toeschijnen’.

 

1962

1De j wordt in het Spaans steeds als harde ch uitgesproken.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie