41. E. du Perron aan J. Gans: Parijs, 10 maart 1936

[...]168 heid mij, eerlijk gezegd, verdomd weinig schelen kan. De menschheid is voor ‘bourgeoisie’ in de wieg gelegd; er zijn er die het toevallig meteen haalden en anderen die ervoor moeten worstelen, dat is wel de waarheid over de menschheid, - en een waarheid die door allerlei politieke leuzen wordt bedekt en omgelogen. De nazi's liegen in dit opzicht brutaler en grover dan de communisten, dat is al.

Of dus die keus (waar je 't over hebt) voor mij nog bestaat, lijkt mij zelf zeer de vraag. En wat de lafheid betreft van het ‘min of meer oppassen en uitkijken’, ik wil probeeren te leven met een minimum van opvreterij van anderen en een minimum van door anderen te worden opgevreten. Dàt is misschien de menschelijke waardigheid, - met accent op ‘menschelijk’, - en zonder allerlei heroïsme. De waardigheid van Léautaud, van een Jan van Nijlen. Het is verkwikkender om iemand in de bourgeoisie afkeerig te zien blijven van zekere laagheden, dan ‘ambtshalve’, noodgedwongen en als partijlid van het communisme, socialisme of wat dan ook; al ben je dan ook altijd medeplichtig, volgens de ietwat stompzinnige scherpzinnigheid van den denker Marx.

Tot zoover, en ‘en passant’. Ik kom niet goed tot briefschrijven. Gide wordt in de N.R.F. langzamerhand een herkauwer van de communistische catechismus, wat toch wel zielig is, hoewel braaf. Ik loop rond met een walging voor dit, en voor andere dingen. In Rusland is de Rapp169 weer heftig aanvallend geworden. Dinsdag a.s. hebben we hier een strijd tusschen Malraux en Aragon,170 de 1e voor de tòch goede kunst, de 2e voor Rapp. Ik zal zorgen dat ik dit beluister!

Hartelijke groeten van je

E.

168Het begin van deze brief ontbreekt. Datering was mogelijk m.b.v. de slotzinnen.
169Zie noot 82.
170Op 17 maart 1936 discussieerden Malraux en Aragon in de Mutualité te Parijs over ‘le réalisme socialiste’.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie