33. (2705) E. du Perron aan J. Gans: Parijs, 1 november 1935

Parijs, 1 November '35.

 

Beste Gans,

Hierbij het verhaal139 terug, dat ik met een zeker plezier las; maar waar wil je heen? Eindigt dit met een lustmoord, dan is de toon tot hiertoe te ‘fijn’; met een boutade, dan is de grap wat lang voorbereid. Je hebt een zekere ironie gelegd juist in de langzaamheid, en het geheel is ook wel ‘gek’ maar er bestaan

[p. 67]

meer zulke ‘stemmings’-verhalen, vergis je daarin niet!* Je zet veel te veel komma's, wat niet zozeer een ouwehoerigen als wel een ouweheerigen indruk maakt. Ik gaf met potlood eenige wijzigingen aan; aan jou om die te benutten of niet. Ik vind dit verhaal nergens ‘erg beroerd’ maar het zou veel aardiger zijn als er naast die vrouwenhistorie iets gebeurde; ook om de monotonie te breken, maar dat niet alleen, om de werkelijkheid te suggereren die er wèl moest zijn. En dan, ik geloof vooral dat je, zelfs als je deze toon gebruiken wilt, het tot 2/3 moet zien te brengen van wat het nu is.

Je maakt een crisis door, waar ik je zeker niet uit helpen kan! Het is niet zoozeer de individualist tegen den collectivist, geloof ik, als wel de intellectueel tegen den politicus. Ik geloof doodgewoon dat je natuur genoeg politiek geabsorbeerd heeft, en nu, hoe dan ook, naar iets anders verlangt.

Maar moet de literatuur je dat ‘andere’ geven? De ‘literatuur-puur’ althans? Ik zou het niet zoo durven te zeggen. Je verhaal is vrij goed geschreven, zooals je ook niet onaardige verzen140 geschreven hebt, en als je absoluut wil, kan je natuurlijk best meedoen, maar zou dàt je bevredigen? Ik geloof nog altijd dat jouw lijn zou zijn: goede essays, literair-en-sociaal door elkaar, of beurt om beurt. Maar het kan zijn dat ik me totaal vergis en dat er eigenlijk een verteller, of zelfs een romancier, in je huist. In dat geval moet je gewoon je instincten volgen tot het ware komt: wat? de schok tusschen je omstandigheden en je onderwerp waarschijnlijk; zoo ‘marxistisch’ als het maar kan!

Als je dit verhaal nog wilt bewerken, kan je het misschien aan Groot-Nederland aanbieden. Zooals het is, zullen zij het daar zeker te lang vinden. Want let wel: de kunst is om deze langzame toon (van meditatieve ironie) er 100% in te krijgen, en precies dezelfde lengte te suggereeren in het gebeuren, zonder dat je zooveel zinnen noodig hebt.

Als je broer141 voor die vertaling door mij en Bep voelt, laat hij het mij dan melden, ik antwoord hem dan. Tenslotte is het plan van hem uitgegaan, zoodat het mij niet juist lijkt dat wij ons komen aanbieden. Ik doe natuurlijk niets zonder een contract met Becht (zooals ik ook voor de W.B. vertaald heb).

[p. 68]

- Maar wij gaan binnenkort weer voor een 14 dagen naar Bretagne, waar Bep een heel stuk zou kunnen doen, dus als het er nog van komt, dan liefst spoedig. (Je hoeft er je verder niet mee te bemoeien!)

Die historie met Strengholt142 was de moeite niet. Maar nu die gebeurd is, zie ik niet in dat hij je géén geld verschuldigd zou zijn voor wat je geleverd hebt. Wat is dat voor flauwekul? Hij is misschien geen schadevergoeding schuldig, maar wel gewoon het honorarium voor het artikel; jij krijgt dat geld niet van hem, hij is het je gewoon verschuldigd. Schrijf er hem dus om.

Met hartelijke groeten, ook aan Kramers, en van Bep,

 

je EdP.

139Du Perron gaat hier in op het verhaal ‘Beperkte inzet’, zie noot 112.
*De Schaduw van F. de Pillecijn, vooral in de Forumlezing (die langer is dan in De Korte Baan) heeft er bv. iets van, - al is het onderwerp anders.
140In een brief aan J. Greshoff (Parijs, 5 januari 1936) gaat Du Perron in op gedichten van Gans. Hij schrijft daar: ‘Hierbij nog 2 verzen van Gans. Kan je ze niet opnemen in Gr. Ned.? Al was het maar om hem te helpen; hij komt van honger om’. Gans' literaire debuut was de publicatie van het gedicht ‘Le paradis du snob’ in De Vrije Bladen, jrg. 5, nr. 10, oktober 1928, p. 309. De eerste gedichten die Gans daarna publiceerde in een literair tijdschrift waren ‘Stationswachtkamer Amsterdam’, ‘Terugweg’ en ‘Na de storm’. Ze verschenen in Libertinage, jrg. 1, nr. 6, november/december 1948, p. 39 (‘Stationswachtkamer’) en jrg. 2, nr. 1, januari 1949, pp. 68-69.
141De broer van Gans, Louis Gans (1900-1979), werkte bij uitgeverij H.J.W. Becht in Amsterdam. Hij bood Du Perron en Elisabeth de Roos aan de vertaling te maken van Stendhal, Le rouge et le noir. Deze vertaling is niet tot stand gekomen.
142Strengholt, sinds januari 1935 de uitgever van Den Gulden Winckel, kende Gans' pseudoniem R. Sanekin niet. Dit gaf herhaaldelijk aanleiding tot ongeregelde betalingen. Aanvankelijk werd het artikel van R. Sanekin, ‘De dialectiek van den heiligen schijn’, in: Den Gulden Winkcel, jrg. 34, nr. 9/10, september/oktober 1935, pp. 97-99, in het geheel niet gehonoreerd.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie