21. E. du Perron aan J. Gans: Parijs, 9 november 1934
Parijs, Vrijdagavond.
Beste Gans, -
Ik ben precies als jij: écoeuré van al de sprookjes die ons als rationeele, eindelijk ‘zakelijke’ waarheden (economische, etc.!) worden voorgediend. Ik kots van alle gemeenschappen. Een gemeenschap is essentieel: leugen, laagheid, triviale belangen, domheid, en watje maar verder wilt. Een gemeenschap kan alleen accoord met zichzelf raken op een peil van niets. Dit mag een waarheid zijn van de geborneerde aestheten; degene die gelooft dat het géén waarheid is, is een stumperd en een ezel.
De vraag is nog maar: wát vinden we voor onszelf? Hoe bakenen we onze individueele wereld af en waarmee voeden we die? Ik ben niet van plan dupe te zijn van allerlei leugenachtige waarden waar ik me op mijn gemak mee tevreden stelde in gemakkelijker tijden; áls deze tijd dan iets groots en goeds moet hebben, dan zal het zijn omdat hij ons in onze laatste hoek dringt, en ons dwingt onze waarheden te vinden. (Niet meer: onze sprookjes, of ons theater.) Laat ons er dát dan aan hebben; individueel. Een mensch kan niet meer doen dan zijn eigen konsekwenties aanvaarden, d.w.z. de waarheid en de konsekwenties van het wezen (het individu, het karakter) dat bij is. In dit individu ligt zijn kracht of zijn zwakheid, zooals je wilt, maar zeker zijn onontkoombaarheid. Als het erop aankomt je van je eigen ik te bevrijden, dan geloof ik eerder aan zelfmoord dan aan een ‘partij’, van welk gehalte dan ook. Lenin aanvaardde zijn ik, maar Spinoza ook. Ik voel me gedreven om, in mijn rangorde, Spinoza een heel stuk boven Lenin te stellen. Ik heb gewoon de keuze niet, tusschen deze twee ‘symbolen’.100 [...]101