Aux armes, citoyens!
Het vorige had ik geschreven in de eerste dagen van Juni; het werd niet direct gepubliceerd omdat ik de afloop van het geval - Ter Braak wilde afwachten. Eij die bleek deze te zijn: Ter Braak kreeg, door inmenging van commissarissen, volledig satisfactie, zodat volgens de hollandse bladen het geschil ‘op een voor beide zijden bevredigende wijze’ werd opgelost. Ter Braak zal dus voortgaan te schrijven met alle vrijheid die hij had - óók over ‘politiek en religie’, zoals men het formuleer-
de. Kortom alsof er niets gebeurd was. Heeft de Java-Bode die een stuk uit De Maasbode overnam, dat door die krantzelf - naar mij later gebleken is - herroepen is moeten worden, van deze teleurstelling voor haar hoofdredacteur óók getuigenis afgelegd?
Zo niet, dan zeker omdat de hetze tegen het verboden boek van dr Koch-ter Haghe* alle hens aan dek riep. Ik zal dr Koch-Ter Haghe noch zijn boek hier verdedigen, omdat ik het talent van deze auteur zo ongeveer ken en het boek in kwestie niet. Maar de wijze waarop nagenoeg de hele indische pers van zijn ongeval heeft gebruik gemaakt om op hem te spugen en te trappen is, in één woord, maagomdraaiend. Het was blijkbaar niet genoeg dat de arme auteur zich te verantwoorden had tegen P.I.D.7 en O. en E.8, iedere journalist, iedere meeprutser aan artikeltjes in een versleten taaltje, die het krantenbedrijf nu eenmaal nodig heeft om niet uitsluitend advertenties te publiceren, heeft zich ook opgeworpen als aanklager, rechter en beulsknecht. ‘Approchez-vous, petits cochons!’ zoals Montherlant zei. ‘Don't hit a man when he is down’, zegt de sportieve Amerikaan.
Dat de Java-Bode nummer één was in deze veldtocht, heeft niets verwonderlijks, ware het alleen al omdat in het verboden boek een figuur schijnt voor te komen in wie men de heer Z. heeft herkend. De ene dienst is de andere waard, en ikzelf wens, wanneer ik weer een boek over Indië schrijf, bij voorbaat beslag te leggen op deze diensten van de heer Z. Maar ook het Bataviaasch Nieuwsblad had een stuk dat die krant onwaardig is, omdat de heer Ritman een journalist is die een andere ‘standing’ heeft op te houden, zoals ieder weet. De Deli-Courant corrigeert Het Nieuws van den Dag, dat op de heer Koch-Ter Haghe toch al de onvermijdelijke vergelijking met Herostratus - u weet wel, van die Artemistempel, van Ephese? - had toegepast; want het Nieuws was de Deli-Crt niet
beledigend genoeg geweest en de Deli-Crt had het verboden boek wèl gelezen, en de heer Koch-Ter Haghe kreeg nu eenmaal van den Lande traktement... Het A.I.D. begeeft zich zowaar in een beoordeling van de stijl van het verboden boek (och, och, ach, ach), en het is waar dat de heer Koch-Ter Haghe beter zou hebben gedaan, niet te schrijven: ‘Met zijn borende ogen röntgent hij het geheimste van je ziel’, zoals hij moet hebben gedaan op blz. 26. Maar als die journalist daarna zegt: ‘Wij herinneren er aan dat de man die al deze wartaal schreef en liet drukken Uw kinderen lesgeeft’ (ùw kinderen, brave burgers!) - dan begaat hij een overbodige judasserij, en wanneer hij voortgaat: ‘De meeste leerlingen zijn in staat zijn taal en stijl te verbeteren’ - dan weet hij niet wat leerlingen zijn of hij weet dat hij raaskalt.*
P.I.D. en O. en E. hebben de landsdienaar en leraar Koch blijkbaar lang niet zwaar genoeg gestraft, lang niet naar het hart van deze bedienaren van de pers. De hetze schijnt nog wat te moeten worden voortgezet. Mensen die over zóveel moeten zwijgen, och! die zijn niet meer te remmen als ‘het fatsoen’, wat zeg ik? het ‘gevaar voor de kolonie’ hun ook maar een schijn van recht verleent om krachtige woorden te lozen. Het talent of niet-talent van dr Koch-Ter Haghe is in het geding gebracht door lieden die zelf niet alleen niet schrijven kunnen, maar die, van de eerste tot de laatste, zijn boek precies zo zouden hebben bejegend, wanneer het een meesterwerk was geweest als Max Havelaar of La Condition Humaine. Dit hier even vaststellen leek mij plicht. Ik heb het verboden boek niet gelezen, maar ik las wèl de armzalige stokerij erover van ‘onze’ koloniale pers.
‘Handel altijd alsof honderd ogen op u gericht waren’, zei Mme de Staël. Deze persdienaren leven naar een andere wijsheid. ‘Schrijf altijd alsof tienduizend filisters u moesten bejubelen.’ Dat bevordert de welvaart.