Schoonmaak en schoonmaak
Dr Menno ter Braak, redacteur letteren en toneel van de bekende haagse krant Het Vaderland, heeft zijn ontslag gevraagd, en het geval is te leerzaam om het hier niet te behandelen. De zaak is jammer en pijnlijk voor Het Vaderland, omdat Ter Braak, volgens bevoegde beoordelaars, erin geslaagd was dit blad een rubriek letterkunde te bezorgen, die in Holland haar weerga zocht. Zijn besluit schijnt echter vast te staan en, naar verschillende hollandse bladen melden, moeten de ‘dessous’ van het geval minder literair zijn dan politiek. Aldus:
Sedert bijna 3½ jaar werd, in het ‘liberale’ Vaderland, een nauwelijks verkapte propaganda voor de N.S.B. gemaakt door de redacteur buitenland Krekel. De hoofdredacteur, de heer Schilt, was blijkbaar ‘liberaal’ genoeg om dit niet erg te vinden. Ter Braak is, zoals men weet, uitgesproken anti-nazi en zelfs lid van het bestuur van Waakzaamheid, een anti-dictatuurgroep van nederlandse intellectuelen van de meest uiteenlopende richtingen, die door nazi-laster natuurlijk op slag ‘communist’ gedoopt werden. (Ikzelf ben lid van Waakzaamheid en - voor deze heren - dus met liefde ‘communist’.)
Het ongeluk wilde echter, dat de wind draaide; en dat de laatste heldhaftigheden van Duitsland, ten opzichte van Tsjecho-Slowakije vooral, de algemene stemming in Holland krachtig anti-nazi maakten. In Indië heeft men een symptoom hiervan kunnen opmerken in de frontverandering van de reedsmeer-dan-halve-nazi Z. van de Java-Bode, die verlies van abonné's vermoedelijk boven overtuiging liet gaan en heden zowaar een ‘critisch’ geluid waagt te doen opgaan tegen de Hitler-politiek. De nazi-lievende leden van Het Vaderland echter waren dommer of karaktervoller, zoals men het noe-
men wil, en gingen voort met hun pro-duitse propaganda. Het gevolg was dat het bedankjes regende bij de krant, en dat de hoofdredacteur zich verplicht zag in het openbaar te verklaren, dat hij het met die propaganda niet eens was. De directeur en hoofdredacteur van de Nieuwe Rotterdamsche Courant, de heren Nijgh en Swart, moesten zich ermee bemoeien, want Het Vaderland is, zoals ieder in Holland weet, eigendom van deze grotere krant. De nazi-lievende leden van de redactie werden onder controle gesteld, en de directeur van Het Vaderland, de heer De Lang, die hen gesteund had, ging met vacantie en kreeg opdracht zich verder niet met redactionele zaken in te laten.
Het gevolg hiervan was: dat de gecorrigeerden zich aansloten om ook de uitingen van Ter Braak te controleren, volgens het eeuwenoude beginsel: ‘mogen wij niks zeggen, hij ook niet’. Anti-nazistische uitlatingen van Ter Braak werden door hen aan heren machthebbers van de N.R.C. gesignaleerd en door dezen als ‘provocerend’ beschouwd. Daarna kreeg Ter Braak een polemiek met de journalist D. Hans over een literaire kwestie, en deze werd aanleiding voor heren machthebbers om nu ook tegen hem ‘op te treden’. Het vervelende voor hen is alleen dat Ter Braak iets meer karakter en slagvaardigheid bleek te bezitten dan bijv. de nazi-lievende Krekel. Hij vroeg zijn ontslag.
De polemiek waar het om ging is ook leerzaam. Sedert enige tijd moet de heer D. Hans, die van literatuur niets afweet - of hij zóu zich schamen voor de vulgariserende Oranjeboekjes die hij bij feestelijke gelegenheden pleegt te vervaardigen - steeds meer roepen om ‘het normale’ op literair gebied. Het lijkt wat op de heer Z. van de Java-Bode, die nog minder van literatuur afweet dan de heer D. Hans, maar bij wie de heer D. Hans overigens weer afsteekt als een hemeling, wat betreft goede manieren en ‘liberaal’ fatsoen. Dit normale, inzake literatuur, komt practisch neer op het middelmatige. Rousseau, Dostojevsky, Poe, Baudelaireen honderden anderen waren niet ‘normaal’ en werden aangeblaft door de filisters
van hun tijd - ook dàt is weer... normaal. Men hoeft het ontslag van Ter Braak, dat zo kort volgt op dat van S. Vestdijk als literair criticus van de N.R.C., dan ook niet als ‘teken des tijds’ te betreuren - op de kleine nazi-nuance na, - want het is een teken van alle tijden. Altijd zijn er farizeeërs, geborneerden en andere domoren geweest om schande te roepen over het ‘vuile en vieze’ van bepaalde kunstenaars, altijd hebben andere domoren deze schreeuwers hartgrondig gelijk gegeven en toegejuicht; maar let wel, deze allen zenden met toewijding en respect hun faecaliën naar de geneesheer, wanneer die, door ‘in vuil te wroeten’, hun vaak hoogst onbelangrijke persoontjes weet op te knappen. Het is maar wàt men nuttig en nodig acht.
De heren D. Hans c.s. hebben de werken van Vestdijk niet nodig, vinden Ter Braak te moeilijk en dus ‘intellectualistisch’, zwelgen in de best-seller, in Merijntje, Flipje en Bartje. Niemand - geen Ter Braak zelfs - die hun deze onnozele geneugten misgunt. Is domheid een onvermijdelijk gezel van gezondheid, al deze Hansen mogen door het leven gaan, voorgoed en onafscheidelijk vergezeld van beide. Maar laten zij niet eisen, dat anderen, die zich niet bekommeren om het gemiddelde, maar om het beste in de literatuur, hun slagwoorden ook naschreeuwen. Dat is goed voor de Z. 's in de provincie Nederlands-Indië.
In een artikel in Het Vaderland, genaamd Het Gemiddelde, heeft Ter Braak de heer D. Hans dit essentieel verschil in criteria trachten duidelijk te maken. De heer D. Hans antwoordde. Ter Braak schreef een tweede stuk, liet het zijn hoofdredacteur zien, die ermee instemde, en het stuk werd gezet. Ofschoon het reeds gezet was, kwam toen uit Rotterdam order het niet te publiceren. Toen werd, grappig genoeg, het verboden artikel door de heer D. Hans in het eerste blad van zijn krant (De Avondpost) geplaatst, mét een begeleidend schrijven van Ter Braak - hetgeen voor de heer D. Hans prouveert en hetgeen men bijv. tevergeefs verwacht zou hebben van iemand als Z. van de Java-Bode.
Ziedaar het hollandse geval, in afwachting van nadere bijzonderheden. Een indische echo hierop interesseert ons hier echter in het bijzonder. De Java-Bode, waarvan de oude Z(iel) immers nog steeds moet rondwaren met ongenezen striemen van Ter Braak's karwats, zet in haar nr van 24 Mei jl. boven een overgenomen berichtje uit De Maasbode het hoofd: Schoonmaak, en loost daaronder deze zuchten van genot:
‘In de “Avondpost”, en andere organen, is deze heer Ter Braak (what's in a name?) duchtig onder handen genomen over zijn opvattingen, welke zoozeer van het normale afwijken. Men heeft zeer lang het geschrijf van dien heer geslikt, doch geleidelijk steeg het verzet in Holland tegen het zeer kleine clubje dat, terwille der Khunst, wroette in het vuil. Het weigeren der plaatsing van 's mans verdere stukken getuigt van een groeiende zin naar reiniging.’
Men herkent de auteur van deze regelen aan zijn lievelingsvocabulaire. Als een mesthoop kon praten, hij zou een iegelijk voor mesthoop schelden, in zijn verlangen zelf voor blanke rijstebrijberg te worden aangezien. Dat is óók normaal. Zoals het normaal voor zedenmeesters van dit slag is, om ‘wroeten in vuil’ te verafschuwen terwille van de Khunst, maar allerminst terwille van de Pohositie en van het Gheld. En ja, het is een abnormale historie met die àndere auteurs, die zich bij een krant trachten te handhaven: het literatuurpeil - het gemiddelde zelfs! - in een tijdschrift, schijnt nu eenmaal niet hetzelfde te mogen zijn in een krant. Wat het literaire tijdschrift, als het zichzelf niet vergooit, het middelmatige noemt en dùs het verwerpelijke, schijnt de krant voor het ware te moeten doen gelden. Aan deze logica ontkomt men niet; en het is tenslotte goed voor de Ter Braken en Vestdijken, dat zij er ruw aan herinnerd worden als zij geneigd raken het te vergeten - omdat het een tijdje goed ging. Op een gegeven moment schijnen deze soort auteurs altijd te moeten merken dat zij toch niet horen bij de ‘ware journalistiek’. Dan nemen zij hun ontslag, stel u voor: ondanks het geldelijk verlies dat daarmee samengaat. Die don Quichotten be-
tonen dan karakter. Hoe zouden verjaarde persvergroeisels dit anders noemen dan ‘abnormaal’?
Bij een zekere indische pers bijv. heeft de schoonmaak dan ook heel wat normaler plaats. Niemand die daar dènkt over weggaan, zolang er nog wat te verdienen valt. De historie bewijst het. De grote tropen-journalist Wybrands ‘ging’ eerst door een auto-ongeluk; de grote Berretty verkoos een vliegtuigongeluk; de grote De Keizer had het ongeluk een contubernaal af te slachten, maar het doel werd zó ook bereikt - de keuze van het werktuig was misschien wat eigenaardig voor een ‘man van positie’ (wat al deze lieden zijn, op bataviaas peil), maar daar staat weer tegenover dat de slachterij plaats had in een zwitsers chalet. De heer Z. van de Java-Bode had nogal wat inkt nodig om het geval schoon te wassen, maar nu twijfelt gelukkig ook niemand meer aan het normale ervan...
Misschien zijn er die zich ongerust maken over meergenoemde heer Z. zelf, na bovenstaand overzicht; misschien zou men kunnen geloven dat ook hij nu spoedig zijn vorm van schoonmaak vinden zal. Dat men zich geruststelle: als niet alles bedriegt, zal hij zich vergenoegen met doodrustig te eindigen in het beschavingsongeluk dat hij nu al een mensenleven lang was.
Een man zijn karakter is het karakter van zijn schoonmaak.