[p. 125]

Eens een jongmeisje

Voor Line
 
Zij was verrukklijk toen zij meisje was:
 
wat ziek van eenzaamheid maar 't zelf niet wetend,
 
soms heel de wereld, meest zichzelf vergetend,
 
mooi als een fee gezien in donker glas.
 
 
 
Door kinderliefde aan 't huisgezin geketend,
 
schonk zij 't haar kleuren als een bloem aan 't gras,
 
en zich tot onrust niet eenmaal vermetend...
 
Toen trad zij in het huwlijk en genas.
 
 
 
Ook van 't mirakel; - werd een bijster lieve
 
huisvrouw en moeder; en volmaakt vervuld
 
haar lot. Hoe anders ook? Wie ten gerieve?
 
 
 
Was zij, verleid, gekwetst met ongeduld,
 
gedwongen naar een rijker vrouwlijkheid?
 
Zo ja, tant pis. Hier trok geen schelm profijt.

1939