[p. 126]

De twee gevangenen

Bij een schilderij van Willink
 
Sinds zij zich afsloot voor de roes van 't dansen
 
tart Stella Holland met versteende blik,
 
rechtop in 't strak fluweel, waaruit als kransen
 
de mouwen storten, ruisend snik op snik.
 
 
 
Het mausoleum wekt macabre trancen.
 
‘Juich niet voor muren, waar 'k mijn hart verstik!’
 
Grootmoeders jurk om zich in te verschansen,
 
maar 't hart danst woedend voort en zegt toch: ik.
 
 
 
Terwijl, gezeten, Wilma de hoogblonde
 
vergeten blijft dat zij is kind geweest,
 
zich kind toont van dit land en de gekooide
 
wat toelacht, dan weer ernstig een verstrooide
 
soort aandacht wijdt aan 't stromen van de weg.
 
Bevrijd, bevrijd, - met hollands overleg.