[p. 118]
Twee liedjes van Byron
1
Zij noemen Hoop wel 't heiligdom
dat liefde in 't verleden plaatst,
want wat Herinnering brengt weerom,
dàt rees het eerst - dàt zinkt het laatst.
En wat Herinnering 't liefst herziet,
was al waaraan de Hoop eens hing,
en al wat aan de Hoop ontvliedt,
moet smelten in Herinnering.
Helaas, dat alles werd bedrog! -
de toekomst bracht ons dit venijn:
niet zijn meer wat we ons weten nog,
niet durven denken wat wij zijn.
[p. 119]
2
Dus zullen wij nooit meer dwalen
zo laat nog door de nacht,
bleef ook 't hart in liefde stralen
en de maan in de oude pracht.
Want het zwaard verslijt het leer,
en het lichaam slijt om 't hart,
en de ziel voelt soms niet meer,
en liefde zelfs verstart.
Moest bij nacht de liefde stralen
en bij dageraad vergaan,
toch zullen wij nooit meer dwalen
in de schijn van de maan.