[p. 117]
Saint-Just
Een witte bloem tussen de vele rode,
waarop het bloed de smetloosheid verhoogt,
een rechte vlam, maar brandend naar een mode
die geen vergeefse laai noch walm gedoogt -
op de schavotkar, als 't janhagel poogt
hen te verwildren, met de halve-doden,
die eens zijn vrienden waren, opgehoogd
tegen zijn laarzen, blijft déze verboden.
Hij, die Danton bedwong, de koning roofde
wat hij aan hoofd bezat, en die verzaakte
jeugd en bekoring voor een toekomstheul -
dit is het slot: de horde die hij wraakte,
de miskraam van wat hij zijn deugd beloofde
een trance die geen blik heeft voor de beul.