[p. 107]
Parlando
[p. 108]
[p. 109]
Somewhere
Misschien zijn wij nu vrienden, en misschien
zal morgen reeds alles vergeten zijn:
wat goedheid van je, meer dan ik verdien,
een koele bries, een korte medicijn.
Ik zal weer zijn dezelfde die ik was
vóór ik je kende, en toch, in dit moment
wil ik geloven dat dit smal terras
de Wereld is, en zelfs der Wereld end.
Laat heden alles hierin zijn vervat,
dat ik je vriend heet en jij mijn vriendin -
de lucht is grijs, geef het de purpren zin
die zoiets vroeger in Italië had.
Wij zijn vereend maar even wijs en weten:
een woord weegt lichter dan een duiveveer:
als 'k ‘liefde’ zei, zou ik kunnen vergeten
dat je me zei: ‘O, liefde komt één keer’?
Wees niet bezorgd voor deze bijna-liefde,
zij gaat voorbij, als alles wat ons griefde,
geneest of sterft, na meer of minder strijd.
'k Zeg ‘liefde’ toch. 't Is niet als de andre keren,
ook niet als de éne! - dit is geen verwijt.
Het uur is vol van al wat kan verkeren,
de lucht staat vaal en pijnlijk uitgespreid:
ik speel het woord dat eertijds harten kliefde
in vriendschap uit tegen je ledigheid.