[p. 94]
Kolonie
Nu schijnt daarginds misschien een halve maan
tweemaal zo hel als hier een maan in luister.
In 't kleine soosje heeft iedereen verstaan,
volop: alleen de whisky-soda bruist er -
hoe het de planter dit jaar is vergaan
met zijn tantièmes. Eén vreemdeling huist er
schuin tegenover, maar verkiest 't gefluister
van zijn waringin boven dàt bestaan.
Hij meent terecht: zo'n dorp is te waarderen
boven 't nabootsel van een grote stad,
maar om de geur van 't veld, de lichte kleren,
de kreet van de tonggèrets, 't daaglijks bad
in de rivier, en haar, wier vreemd erbarmen
in 't sterfuur krauwt over zijn hoofd en armen.