[p. 93]

In memoriam

 
Te lang geleden en niet weer aanschouwd -
 
twee kindren slingeren nu aan haar handen,
 
haar matte blik zal door de mist niet branden
 
die zwellend tussen onze levens grauwt.
 
 
 
't Is wèl gedaan: dat zij zich heeft vertrouwd
 
aan wat geluk heet, dat zij mocht belanden
 
in een druk huis, zij die nog aan de randen
 
van het alleen-zijn rijklijk heeft gerouwd.
 
 
 
Zij heeft het moederschap volmaakt verdiend,
 
en haar verstand was meer, dan die 't niet achtte
 
en slim wou zijn, onhandelbaar en slimmer.
 
 
 
Zij werd de vreugd van wie, een moeder ziend,
 
vroeg: ‘Wat is schoner?’ en verheerlijkt lachte.
 
‘Een ding van schoonheid is een vreugd voor immer.’