[p. 87]
De Man die lacht
Geen schorre kreet, geen hoge klacht
hebben uit hem God's oor gewond,
't is een verdwaasde jonge kwant
die zich gered waant als hij lacht.
En dwazer nog die iets verwacht
van zulk een doodgeboren zon:
dit neerzien op Napoleon
en Christus vanuit bed veracht.
Maar als alles wordt afgedaan,
zal deze staan in 't laatste licht,
zijn grijns op 't hospitaalgezicht.
En God zal vragen: ‘Welke waan
bracht zó een tot een eindgericht?’
En hij zal zeggen: ‘Zie mij aan’.