[p. 86]

P.P.C.

 
Vaarwel, Clary. Ik wens u geen geluk.
 
Zoiets klinkt dom, bij hen reeds die het menen.
 
Gij hebt u goed verkocht. Maak u niet druk
 
over de rest: want àlle mensen wenen.
 
 
 
Uw huis was klein. Uw heer heeft het vergroot.
 
De bron van zijn fortuin heet niet te stelpen.
 
Uw roem wordt groot en duurt wel tot zijn dood.
 
Uw ziel is klein. Ik kon het niet verhelpen.
 
 
 
Uw lijf is goed. Gij zijt een mooie vrouw.
 
Gij zult uw heer veel mooie kindren baren.
 
Uw hart is nauw; gij blijft hem ook wel trouw.
 
Gij zult hoogstaan en goed uw naam bewaren.
 
 
 
Vaarwel, Clary. Mij zult gij niet meer zien.
 
Ik zal u mijden, zelfs tot in uw dromen.
 
Gij waart mijn droom, voor ik u had gezien.
 
Gij zijt uzelf. Ik minacht u volkomen.