[p. 48]
Wandeling zonder maan
De grote mensen zijn naar bed gegaan.
Mijn lieve kind, wij zouden kunnen lopen
om 't huis, door 't donker, maar het hek staat open,
de straat op, onder een lantaren blijven staan.
Wij zouden kunnen zoeken naar de maan,
die als een spelbreker opeens is weggekropen.
Dit licht volstaat? maar 't trekt muskieten aan!
Kom mee, een voorraad caramellen kopen.
Een grote voorraad, groot voor wel twee uren.
't Is lang, twee uren, kind. Zou ooit wel duren
een vreugde langer? 'k Stel de vraag met pijn.
Dit zoete smelten op de tong moet sussen
de brand van onze lippen, want wij zijn te klein,
nietwaar, kind? om elkaar, twee uren door, te kussen.