[p. 44]
Adriana de Buuck
Een zestiend'eeuwse vrouwe van geen twintig jaar.
Het voorhoofd, smal maar jong en effen, is omgeven
door het devotelijk teruggekamde, en even
door een fijngazen muts gedekte, bruine haar.
Roerloos staat de figuur, geheel in zwart, en waar,
uitglippend onder bont, de mouwen ietwat leven,
door hun warm karmozijn, aan 't doodse kleed gaan geven,
liggen de handen stroef en bijna kleurloos op elkaar.
En kalm, tè kalm kijkt deze jonge vrouw. Men raadt
een vuur, dat ook die weke, rode mond verraadt,
dat in die starende ogen is teruggedrongen.
Een ondervoed gevoel, door een verbeest gemaal,
door kerkdienst, sloom gebaar en ingetogen taal,
de Moedermaagd nooit waardig, als door staal bedwongen.