E. du Perron
aan
C. van Wessem

Tjitjoeroeg, 26 april 1937

Tjitjoeroeg, 26 April 1937

Beste Constant,

Ja, het is nog maar kort geleden dat we elkaar in Haarlem zoo gezellig – al was het maar voor een paar uren – konden spreken, maar het lijkt wel een eeuwigheid gelden. Enfin, wat zit er ook niet allemaal tussen: Bandoeng, dat ons geweldig tegenviel, toen een flinke ziekte van mij, daarna Bep, die zich hier eigenlijk permanent een halve zieke voelt, nu Tjitjoeroeg… Alleen het Alijntje voelt zich steeds opperbest.

Zag je het artikel dat ik schreef naar aanleiding van Multatuli’s vijftigste sterfdag? Hoe bewonderenswaardig in ieder opzicht Multatuli was, je moet misschien in Indië zitten om dat te beseffen. Hoe langer ik hier zit, hoe meer èn het karakter èn de ressources van dezen man me ontstellend voorkomen. Ik ben geheel van hem in de ban geraakt, en schreef in een moordend tempo, soms wel twaalf uur per dag, dikwijls moe en suf van de warmte en hoofdpijn, een boek over Multatuli tot 1859, 220 foliovellen ms. Het is nu de deur uit, door uitgever Querido behoorlijk als klerkenwerk afgedaan (= betaald, en dan nog eerst na protest). Ik mag niet klagen, maar heb ook geen lust om hallelujahs erover te zingen, hetgeen genoemde Querido toch van mij scheen te verwachten.

Intussen is me hier in Indië al wel duidelijk geworden dat het niet meer ‘Het land van herkomst’ is, zooals ik dat vroeger kende. Allerlei Ennesbeejers en andere fussoensrakkers vormen het hoofdbestanddeel der Europeanen, slechts met weinigen kunnen wij ons hier ‘verstaan’, en echte vrienden hebben we hier, goedbeschouwd, niet. Alleen de gedachte in Europa te worden gegast of afgebrand verzoent je met een verblijf hier. Je kunt je niet voorstellen hoezeer je verstoken bent van enig nieuws, de vertrouwde tijdschriften zie je hier met de grootste moeite, of helemaal niet. Boeken verschijnen vaak pas maanden na dat ze in Nederland uitgekomen zijn. Wat dat betreft was de overgang van Parijs naar Indië enorm.

De herinnering aan Parijs maakt me soms sentimenteel en weekhartig. Als ik ook besef dat ik van mijn vrienden al een aantal nooit meer terug zal zien, als Van Ostaijen, Périer en zelfs Slauerhoff, die ik mij eigenlijk alleen nog als vriend kan herinneren op Gistoux, wie ik althans de ploertigheden, die hij zich jegens mij, zijn vriend, meende te kunnen veroorloven, volstrekt niet kan vergeven. Heb jij geen lust een soort ‘vriendenboek’ samen te stellen van wederwaardigheden van al de vrienden van de afgelopen vijftien jaar? Een soort boekje over de ‘broeders in Apollo’? Wie weet voelt Stols er wat voor iets dergelijks uit te geven. Het kan heel gezellig worden, met wat herinneringen en brieffragmenten die het beeld verlevendigen. Ik heb al eens aan Marsman geschreven dat je met het uitgeven van brieven altijd voorzichtig moet zijn, daar die dikke verzamelingen zoo gauw gaan verveelen. Het moet niet een saai boek worden met massa’s voetnoten en zeker niet iets met uitgebreide registers, waaraan ik geweldig het land heb.

Volgende maand gaan we op reis door Java en Bali, voor alle Hindoetempels. En misschien vind ik een baan als ‘ambtenaar’ in Batavia! De wonderen zijn de wereld nog niet uit. Laat me bij gelegenheid eens weten wat je schrijft. Wat lees je? Waar ben je mee bezig?

Heel veel hartelijks. Steeds je E.

Origineel: brief overgenomen uit: Beste Constant. Een onbekende brief aan Constant van Wessem, (bezorgd door R. Storm), Leiden 1991. Zie over deze briefwisseling.

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie