E. du Perron
aan
G. Walschap
Parijs, 17 mei 1934
Parijs, 17 Mei 1934.
Geachte Heer Walschap,7405
Ingesloten een drama,7406 dat mij voor u geknipt lijkt. Misschien wordt het uw Rouge et Noir! Ik ben vol bewondering voor uw Celibaat,7407 dat misschien wel uw sterkste boek is; althans het eerste dat mij op dezelfde manier vasthoudt als Adelaïde.
In het laatste nr. van Forum hebt u het beestachtige, zelfs voor mijn ‘corrupte smaak’, bijna overdreven: als God André met een obus op zijn smoel sloeg, hebt ù de straf voor dien armen jongen nog erger gemaakt - is het om te doen uitkomen dat er een verschil bestaat tusschen dezen ‘gestrafte’ en de velen die van God een obus op het smoel kregen als ‘beproeving’?7408 Hoe het zij, de scène russchen André en ‘Uhi’7409 is misschien iets meer dan gewaagd, iets dat zelfs de toon van de rest verkracht en tot de monsterliteratuur gaat behooren. Maar dit doet er niet toe: ik maak u mijn compliment voor de uitstekende manier waarop u zich voortdurend van de opgave kwijt.
Op blz. 462, alinea 3, staat, dunkt mij, een vergissing: Ursule moet ergens Octavie zijn of andersom. Leest u het zelf maar na, als het u interesseert.
Met vriendelijke groeten, uw tegenstander-in-den-Heere,
EduPerron