E. du Perron
aan
J. Pée

Bergen, 27 maart 1940

Bergen, 27 Maart 1940

Zeer geachte Heer Pée,

Dank voor uw briefkaart. Het doet mij genoegen dat het boekje u ook bij herlezing niet tegenvalt. Ik hoop dat ‘mevrouw’ er de pip van krijgt. - Over een paar dagen stuur ik u een overdruk van mijn stuk in Elsevier's over Multatuli's portretten. Ik ben zoo vrij geweest u6856 dit op te dragen, 1o omdat ik u nog steeds dankbaar ben voor de spontane (de onhollandsche) manier waarop u mij direct die 2 portretten van uw wanden gestuurd hebt; 2o omdat ik ‘naar buiten’ wil aantoonen dat ik u niet ‘loslaat’, al zijn we het over Edu als mislukkeling niet eens. Daar ook de redacteur van Elsevier's, prof. Tielrooy, zoo'n beetje tegen u en Ter Braak, dwz. pro ‘mevrouw’ geschreven heeft - hoewel zeer gematigd!6857 - vond ik dit extra aardig, nu dit artikel in zijn blad verschijnt. Ik hoop dat u de opdracht aanvaarden wilt. Ter Br. kijkt met spanning uit naar ùw antwoord op ‘mevrouw’; hij zou uw en mijn antwoord liefst samen voor Het Vad. bespreken.

Met vriendelijke groeten, gaarne uw

EduPerron

6856‘Aan Dr. Julius Pée’ (VW 4, p. 656).
6857‘Over Menno ter Braak’ in: Elsevier's maandschrift 50 (1940) 2 (februari), p. 84-90, met name p. 86; zie ook ‘Menno ter Braak en de rechtvaardigheid’ in: Elsevier's maandschrift 50 (1940) 3 (maart), p. 237-238.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie