E. du Perron
aan
J. van Nijlen
Bergen, 31 oktober 1939
Bergen-binnen, 31 Oct. '39.
Beste Jan,
Dank voor je brief en briefkaart. K.K.K. zie ik nooit, maar dat vers over poezen en honden stond in wel 8 bladen, overgenomen uit dat indische blaadje Kritiek en Opbouw, waarvan ik nu ‘hollandsch redacteur’ ben. Werkelijk, zooiets zou doen denken dat ik ook nog eens een populair auteur zou kunnen worden! Waarom onthield God mij toch de ware gave?
Je oordeel over mijn Van Harens6336 kan ik zelf voor een flink stuk onderschrijven. Het ding komt inderdaad nogal moeilijk los. De volgende keer beter misschien; dit is nog maar een begin, vooral zoo met die historische ‘achtergronden’.
Je groeten aan Jany heb ik overgebracht. Deze zonderlinge man heeft zich laten lijmen door een duitsch dichter, ‘Schuier Stefan Georges’, zelf genaamd Wolfgang Frommel,6337 om mee te gaan naar het kasteel Ommen bij Eerde (of is het Eerden bij Omme?) en daar verzen te gaan voorlezen voor de quakersecte, die aldaar Krisjna-Moertie-wat-ouwehoertie heeft verdrongen. Zonderling, niet? Hij doet of hij het vreeselijk vervelend vindt, en dat moet ook wel, want hij is toch verre van een idioot, maar ondertusschen doet-ie 't toch maar, of laat-ie 't zich aandoen, of laat-ie met zich doen tot dit toedoen gelukt waardoor hij aan het doen gebracht is geworden. Hij komt Woensdag pas weeromme.
Jan Greshoff blijft steeds maar sombere brieven schrijven. Ik zal hem toch eens probeeren te troosten, maar hoe geloof je daaraan, op zoo'n afstand?
Bep knapt flink op en is vandaag naar Amsterdam, logeert vannacht bij Menno en Ant in Den Haag en komt morgen met Menno terug, die hier voor de gemobiliseerde officieren komt lezen,6338 ik weet niet meer over wat. Ik schrijf je dit bij de warme kachel, geheel alleen thuis, met Alijntje boven mij alsnog, en in mijn bed slapende. Dat mag hij soms, als één van het ouderpaar weg is, maar hij mag dan - wat hij hier door de kou nogal geneigd is te doen - volstrekt niet in bed piesen. (Van Deyssel zegt: piessen, meen ik.)
Van Deyssel is bezig zich te laten annexeeren door de fascisten merk Alfred Haighton. Het is sinister en koddig, als ratten die met een oude kaas spelen. Ze hebben hem gehuldigd in De Nwe Gids, voor de zooveelste keer, ze hebben hem onder hoofdletters verpletterd en hem daarna uitgelegd wàt hij eigenlijk altijd gedacht heeft en hoè men hem heeft te begroeten als de Meester onder Alle Prae-Fascisten. De heele literatuur is hier nu ook één verpolitiekte rotzooi.
Je vraagt wat De Onzekeren zijn? Nu, Willem is een onzekere, Onno een schijnzekere, die toch opeens wordt doorgebroken en verder een onzekere wordt met schijnzekerheden. De figuren van Van Schendel zijn, bij alle ongelukken die hun overkomen, vaak onveranderbaar zekeren, zoo Gerbrand in een Holl. Drama, Rossaart in De Waterman, Kasper in De Grauwe Vogels; zij kunnen wel twijfelen en ‘niet weten’, hun zekerheid zit in hun aard, hun ‘wezen’ zou Jany zeggen. Nu zullen mijn personages voortdurend onzekeren zijn; het zijn drama's van menschelijke onzekerheden uit den aard van 't beestje voortspruitend, en de heele reeks zal zoo'n beetje moeten bewijzen dat ‘de vrije wil’ iets zeer relatiefs is hier op aarde. Ce sera toujours çà.
Hoe gaat het verder daar? Hier, voor 't oogenblik, heerlijk. Ik ben bang dat er al gauw iets heel ergs moèt komen, zoo angstig rustig is het hier nu, zoo blinkend en helder en gezond en mooi.
Het beste! Je
E.
P.S. Wij blijven hier nog tot ± half November. Dan zullen we wel naar Den Haag afzakken. Groet Greet6339 en Sophie alsmede Charles.