E. du Perron
aan
D. de Vries
Batavia, 6 augustus 1939
Bat., 6 Aug. '39.
Beste De Vries,
Misschien heb ik je gisteravond niet hartelijk genoeg gezegd dat ik er bepaald op reken nog wat van je te hooren, en je terug te zien als jullie weer in Europa zijn (en wij, mèt Europa, dan nog bestaan). Maar wees ervan overtuigd dat het zoo is.
Vanmorgen genoot ik bij de koffie in het voorgalerijtje van ons paviljoen van het album-Stutterheim. Ik zal er in Europa juist nog veel plezier van hebben.
Kan je B.K. vragen nog een afdruk van dat portret van je voor me te maken? en wil je me dat dan nog hierheen zenden vóór Zaterdag? Liefst niet zoo groot als het jouwe; ± de helft lijkt mij beter. Ik zie je een beetje anders: ‘lichter gekleurd’, en breeder en zachter van mond en kin, maar de blik is erg goed, en natuurlijk lijkt het toch wèl. Je zou me er een groot genoegen mee doen.
Ik ga uit Indië weg, niet met het gevoel hier belangrijke dingen gedaan te hebben: al wat ik schreef is toch eig. curieus 2e-rangs-werk - maar wel met een soort voldoening van hard te hebben gewerkt, vooral mijn debiele staat in aanmerking genomen. Als ik niet in Bandoeng was gaan wonen en die longontsteking niet had opgedaan, had ik nog wel meer kunnen doen. En dan: ik heb afgerekend met de vizie ‘land van herkomst’.
Het beste, nogmaals, met jullie 3en hier in Indië.
Een hand van je
EduP.
Ingesloten 60 ct. - de geleende 50 voor de taxi + een duppie voor de postzegel v/die luchtpostbriefkaart. Die heb je toch?
P.S. Ik moet toch nog eens op papier uiteenzetten hoe ik sta tegenover die vizie van jou, Koets e.a. op mijn ‘menschelijke ònwaardigheid’ inzake Z. Ik heb, geloof ik, een vrij zuiver gevoel voor de verkeerde dingetjes die ik doe, en nu is die Z.-affaire juist het eenige dat me bijna physiek voldoening geeft, als ik eraan terugdenk. Zou ik me zóó vergissen?