E. du Perron
aan
D. de Vries

Bandoeng, 16 maart 1939

Bdg., 16 Maart '39.

Beste De Vries,

Dank voor je hartelijke brief! Het is ook alleraardigst van je dat je naar dien houten Klaas wil; maar neen, doe dat vooral niet. Hij zou je trouwens niets anders kunnen zeggen dan dat het mijn eigen vrije wil is - want zelf vindt hij het wschl. vervelend genoeg, gegeven mijn goede verhouding tot Ritman. Wil je wel gelooven: ik zit er juist over te prakkezeeren hoe ik eruit blijf, want net gisteravond kreeg ik een allergeschikste brief van Ritman uit Bivio (wat en waar dat is moet je me niet vragen!) - vnl. over het geval Sk., maar dan ook R. op zijn best. Als hij zich zoo gedraagt en me na zijn terugkeer vraagt of ik alsjeblieft weer mee wil werken om hèm genoegen te doen en zoo, zie ik niet goed in hoe te weigeren. En toch heb ik diep-in grondig de pest aan dit soort labbekakkig fatsoen van het Bat. Nwsbl. ook. Als R. me bv. schrijft dat hij het zoo phariseeïsch vindt om het te hebben over het ‘reinigingsproces’, denk ik: God ja, maar je zult wel niet telegrafeeren dat je dat hoofd uit je krant wilt hebben, en als je hier zat, stond het er misschien net zoo. - En zoo meer, en zoo meer. Ik hoor er niet bij, moet ik nu werkelijk om een beetje geld toch doen of het wel zoo is?

Versteeg en ik werken elkaar vmdl. sinds onze 3e brief al op de zenuwen, - want net zooals ik zoo'n houten klaas moet prikkelen, prikkelt zoo'n h. kl. mij. Dit is dan een perfecte oplossing van het geval. Ik heb ‘congé gegeven’ en hij zwijgt. Als je er nu over ging praten zou je deze perfectie misschien maar bederven. Zaterdag lees je wschl. mijn laatste kroniek over Pilatus, door hem met een h. kl.-gezicht erin gestopt. Ik heb hem nu ‘uitdrukkelijk’ gevraagd me ook dat stuk te retourneeren als het misschien ook aanleiding gaf tot ‘inmenging van anderen’ (er staat nl. nog al wat in over de herbewapenaars). Daar geeft zoo'n vent ook geen zucht op terug, - en vindt zich dan ferm. Nu - ik ook!

Bovendien, de zaak Sk. hindert me 10 × erger. Mijn vrouw en ik waren bleek van schrik toen we dien eisch5974 hoorden; we dachten eerst aan een vergissing van de krant. Ik heb Hugo van der Tas toen opgebeld - zijn verdediger - en die heeft me weer wel wat gerustgesteld. Volgens hem was die eisch ‘omdat ze getikt waren’, en hij was zoo goed als zeker dat het vonnis zóóveel lager zou zijn, dat de officier (de Bruïne, niet de la Parra) wel in hooger beroep zou gaan. Met dat al krijg ik de machtiging niet die ik van d.l.P. schriftelijk gevraagd heb.5975 Je weet niet wat het me kost iemand met zoo'n smoel en zoo'n houding een gunst te vragen, maar enfin...

Tot zoover voor vandaag. Ik heb bovendien gisteren griep of zooiets opgedaan en moet nu eig. het bed houden, maar vanwege de broeierigheid schrijf ik je dit toch even aan mijn schrijftafel. Tot nader. Dank voor je spontane opwelling en steeds hartelijk je

EdP.

P.S. We gaan K. en O. ‘reorganiseeren’. Soebardja komt in de red., een zéér intelligente vent. Koets blijft trouwens meewerken.

5974Twee jaar.
5975Niet teruggevonden.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie